VREUGDEVOL,  LOYAAL EN ONBEKROMPEN GEBONDEN AAN DE BELIJDENIS VAN CHRISTUS KERK

 

11 November was er de gezamenlijke vergadering van de synode van de GKV en de landelijke Vergadering van de NGK. Een van de dingen die me daarin trof was dat een van de afgevaardigden de Gereformeerde Belijdenisgeschriften als een blok beton aan het been typeerde. Als je je aan die Belijdenisgeschriften zou binden. Dat deed mee terugdenken aan een artikel dat ik in 2008 geschreven heb. Een artikel dat duidelijk nog altijd actueel is. Je vindt het hieronder. 

 

VREUGDEVOL,  LOYAAL EN ONBEKROMPEN GEBONDEN AAN DE BELIJDENIS VAN CHRISTUS’ KERK

 

De plaats van de belijdenis staat in de belangstelling. Vooral als het daarbij gaat om wat mensen de gereformeerde belijdenis noemen. Dan denken wij vooral aan de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels. Je ziet bij veel mensen een soort natuurlijke sympathie voor de zogenaamde oecumenische Belijdenisgeschriften: de Apostolische Geloofsbelijdenis, de Geloofsbelijdenis van Nicea en de Geloofsbelijdenis van Athanasius. Die belijdenisgeschriften worden ook buiten gereformeerde kring gebruikt en hebben daardoor voor mensen al gauw een meerwaarde. Die oecumenische belijdenisgeschriften zouden juist verenigen, terwijl de Drie Formulieren van Eenheid veel meer zouden verdelen. De Apostolische Geloofsbelijdenis en de Geloofsbelijdenis van Nicea vinden ook in evangelische kerken bijval, terwijl dat met belangrijke elementen van de Drie Formulieren van Eenheid niet zo is. Ds. W. van der Schee beweert in een rapport voor de classis Utrecht o.a. dat de leden van de gemeente alleen aan de Apostolische Geloofsbelijdenis gebonden zijn en niet aan de Drie Formulieren van Eenheid. Hij brengt dit zo onder woorden: “Wat we in artikel 60 van de kerkorde voor leden hebben afgesproken gaat uit boven wat in de avondmaalsdiensten klinkt. Dat is niet, omdat we van leden wel instemming met de gereformeerde belijdenis vragen. Dat is een hardnekkig misverstand dat vooral berust op verkeerde voorlichting uit de jaren zestig van de vorige eeuw en dat ook door ‘Amersfoort’ (synode van Amersfoort 2005, R.V.) nog gevolgd wordt. Belijdenis van het geloof naar de gereformeerde leer is gewoon wat we doen bij de openbare geloofsbelijdenis en de doop: instemmen met de Bijbelse leer die in de Twaalf Artikelen is samengevat en in de (let op!) christelijke kerk hier actief geleerd wordt en je voegen onder die  leer. Binding aan de vastgestelde gereformeerde belijdenissen geldt in de gereformeerde kerken alleen voor ambtsdragers.”[1]  Toelating tot het Avondmaal zou volgens Van der Schee dan ook alleen moeten gebeuren op grond van de Apostolische Geloofsbelijdenis en niet op grond van het leven vanuit de gereformeerde leer. Gereformeerd zijn zou een eigen menselijke specialiteit van het christelijk geloof zijn.

Onze vraag is: Is dat echt de bedoeling van gereformeerd zijn, ook in de 21e eeuw?

 

Wat betekent het woord gereformeerd?

 

Is het woord gereformeerd een naam of is het meer dan dat? Kerken zijn in de tijd van de Reformatie de naam hervormd of gereformeerd gaan dragen. Ze deden dat tegenover de Roomse kerk, waarmee ze vanwege het gehoorzaam zijn aan Christus moesten breken. De oorzaak van dat vertrek was niet dat de gereformeerden een eigen specialiteit hadden en daarvoor ruimte vroegen. Het was niet zo, dat mensen als Luther en Calvijn de Roomse kerk uitgingen, omdat de Paus hen niet toeliet hun eigen geloofsideeën in de kerk naast de anderen te kunnen leren en uitleven.

Nee, in de tijd van de Reformatie was het Christus die mannen liet opstaan, die zagen dat de Roomse kerk heel ver van de leer van Christus was afgeweken.

Het is dan niet zo dat de reformatoren in de 16e eeuw met een nieuwe leer willen komen. Zij willen ook geen nieuwe kerk of een tegenkerk oprichten. Nee, zij willen niets anders dan terug naar de leer van de Schrift. Naar wat de Heilige Geest zelf ons in Gods eigen Woord leert. Op een indrukwekkende manier lezen we dit in de brief  die aan Koning Filips II was gericht namens “de gelovigen in de Nederlanden, die overeenkomstig de waarachtige reformatie van het Evangelie van onze Here Jezus Christus begeren te leven.”  Deze brief ging naar Filips II, toen hem de Nederlandse Geloofsbelijdenis in 1561 werd toegezonden. In deze brief lezen we o.a.: “Want wat betreft het feit, dat men ons vervolgt, niet alleen als vijanden van uw Kroon en van de algemene zaak, maar ook als vijanden van God en van Zijn Kerk, verzoeken wij U ootmoedig uw oordeel op te maken overeenkomstig de Geloofsbelijdenis, die wij U aanbieden, bereid en gewillig als wij zijn die zo nodig met eigen bloed te bezegelen. Daardoor zult Gij,  naar wij hopen, erkennen, dat men ons ten onrechte Schismatieken of scheurders der eenheid, rebellen en ketters noemt. Want wij handhaven en belijden, niet alleen de voornaamste punten van het Christelijk geloof, vervat in het Apostolische Symbool en gemeenschappelijk geloof, maar de ganse verkondiging geopenbaard door Jezus Christus tot ons leven, onze rechtvaardigheid en onze zaligheid; verkondigd door de Evangelisten en Apostelen; bezegeld met het bloed van zovele martelaren; zuiver en gaaf bewaard in de eerste (d.i. de Oude) Kerk, totdat zij door de onwetendheid, de hebzucht en de eerzucht van de predikers, door menselijke verzinsels en instellingen, in strijd met het zuivere Evangelie, bedorven is.”

Hier zien we heel duidelijk dat de gereformeerden die o.a. met de Nederlandse Geloofsbelijdenis hun geloof  belijden geen specialiteit willen belijden. Het gaat om het zuivere Evangelie, niet meer en niet minder.

Het gaat bij het gereformeerd zijn, bij het gereformeerde belijden, erom, dat van een vervormde en vervalste leer weer naar de leer van de Schrift zelf  teruggekeerd wordt.        

 

 

Terugkeer naar de Schrift: Hoe komt dat naar voren in de geschiedenis?

 

Ik wil hier duidelijk maken dat de gereformeerde kerken ook in hun synoden duidelijk gemaakt hebben dat zij de gereformeerde leer als de christelijke leer zien. Tussen deze twee, gereformeerd en christelijk, bestaat voor de gereformeerde kerken geen verschil. Juist omdat  ze in alles naar de Schrift alleen en naar de hele Schrift willen luisteren. Zo alleen bewaren ze de eenheid van de Kerk in de geschiedenis. Dat doen we door samen in alles te willen luisteren naar de stem van de Goede Herder Jezus Christus.

Juist als het om de toelating tot de viering van het Heilig Avondmaal gaat, zien we bij de synoden in de 16e eeuw dat de gereformeerde en de christelijke leer dezelfde zijn.

In 1578 komen de kerken in Dordrecht samen. De kerken bezinnen zich daar ook op de toelating tot de gemeente en daaraan verbonden de toelating tot het avondmaal. De kerken bepalen daar in art 64 van de acta van deze synode:

“Niemand zal in de gemeente ontvangen worden dan die voorheen door de kerkenraad of een dienaar en ouderling over de hoofdinhoud van de christelijke leer ondervraagd is. En voordat zij naar het avondmaal van de Heere gaan, zullen ze in de kerkenraad of in de kerk na de prediking die precies voor de bediening van het avondmaal plaatsvindt, openlijk betuigen dat ze de leer in de gemeente ontvangen, die door de dienaar kort verklaard zal worden, voor goed houden. En dat ze door de hulp van de Heere daarin volledig willen blijven en zich aan de christelijke vermaning zullen onderwerpen.”

Let erop dat de leer zoals die in de gemeente, in een gereformeerde gemeente, geleerd wordt de christelijke leer genoemd wordt! Daartussen mag geen verschil bestaan. Dat we als gereformeerden dan ook onbekommerd afwisselend van ‘christelijk’ en ‘gereformeerd’ kunnen spreken, blijkt op de volgende synode in die zestiende eeuw. De synode van Middelburg in 1581 spreekt bij de toelating van avondmaal over de “gereformeerde religie” waarmee niets anders bedoeld wordt als de “christelijke leer” bij de vorige synode. We lezen in artikel 43 van de acta van de synode van Middelburg: “Men zal niemand tot het avondmaal van de Heere toelaten, dan dat hij volgens de gewoonte van de kerk, waarbij hij zich voegt, belijdenis van de gereformeerde religie gedaan heeft en  ook van een vroom leven getuigt. Zonder deze dingen kan niemand die uit andere kerken (=gemeenten) toegelaten worden.”

Het is duidelijk, dat voor de gereformeerde kerken de gereformeerde leer de christelijke leer is en ook omgekeerd. Dat komt ook prachtig uit in de naam Christelijke Gereformeerde Kerken. Deze kerken hechten terecht heel erg aan die ‘e’ achter Christelijk. Het is niet zo, dat ze een speciale christelijke of gereformeerde leer hebben. Nee, in deze naam klinkt heel duidelijk dat zij Christelijke Kerken willen zijn. Volgens de leer die van vervorming en vervalsing weer echt christelijk is, omdat er reformatie, terugkeer naar de ware christelijke leer heeft plaatsgevonden.

 

Het ondertekeningsformulier

Ds. Robert Roth heeft in verband met de toelating tot het Avondmaal volgens een verslag van een ambtsdragersconferentie het volgende opgemerkt: “Zo vond ook Roth dat in de nieuwe synoderegeling de nodiging ten onrechte beperkt wordt tot degenen die de gereformeerde belijdenis onderschrijven. Want dan “wordt van mensen meer gevraagd dan van onze eigen leden.” Roth voerde aan, dat deze instemming niet eens gevraagd wordt van degenen die in de kerk belijdenis van hun geloof afleggen. Van hen wordt immers gevraagd te beamen dat “de leer van het Oude en Nieuwe Testament, die in de Apostolische Geloofsbelijdenis is samengevat en hier in de christelijke kerk geleerd wordt, de ware en volkomen leer van de verlossing is.”[2]

Als de collega’s Van der Schee en Roth menen dat er onderscheid tussen de christelijke en de gereformeerde leer gemaakt moet worden, willen we hen toch ook op het ondertekeningsformulier wijzen. Daarin beloven de ambtsdragers in de gereformeerde kerken al eeuwen lang het volgende: “Wij ondergetekenden, dienaren des Woords bij de Gereformeerde Kerk te …… (c.q. binnen de classis van ……), verklaren hierbij voor het aangezicht van de Here, oprecht en met een goed geweten dat wij er hartelijk van overtuigd zijn, dat de leer van de drie formulieren van eenheid - de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels - in alle delen geheel met Gods Woord overeenstemt.
Wij beloven daarom, dat wij deze leer met toewijding zullen onderwijzen en trouw verdedigen, zonder dat wij openlijk of anderszins, al of niet rechtstreeks, iets zullen leren of publiceren wat daarmee in strijd is. Verder beloven wij dat wij niet alleen elke dwaling, die in strijd is met deze leer zullen afwijzen, maar die ook zullen weerleggen, bestrijden en helpen weren.”

Ook hier zien wij weer, dat we als gereformeerde kerken juist belijdenis van de “gereformeerde religie” willen doen, omdat die in alles met Gods Woord overeenstemt. Juist daarom is de gereformeerde leer de christelijke leer. Gereformeerd is niets anders dan Christus volgens Zijn Woord volgen en dat we ons steeds weer in alles volgens de leer van Christus willen gedragen en dat dat de inhoud van ons geloof is.

Als we deze overtuiging niet hadden, zouden we niet meer gereformeerd willen zijn. Wij willen niets anders geloven dan wat de Geest van Christus ons door en in Gods Woord leert. Dat belijden wij. Voor wie zo leerling van Christus is, staat de Avondmaalstafel open. Zo zoeken we juist aan het Avondmaal de eenheid van Christus.

 

Instemming met de gereformeerde belijdenis meer dan instemmen met de leer van het Oude en Nieuwe Testament?

 

Collega Roth wijst de voorwaarde om met de gereformeerde belijdenis in te stemmen af, omdat je dan meer zou vragen dan wat je bij het belijdenis-afleggen van je eigen leden vraagt. Bij het belijdenis afleggen van eigen leden  vragen we of  ze “belijden dat de leer van het Oude en Nieuwe Testament, die in de Apostolische Geloofsbelijdenis is samengevat en hier in de christelijke kerk geleerd wordt de ware en volkomen leer van de verlossing is.”

Het is belangrijk om er op te letten dat het hier om de leer van het Oude en Nieuwe Testament gaat. Het gaat erom, dat die leer als levende leer van je hart en leven door jou beleden wordt. Die leer is o.a. samengevat in de Apostolische Geloofsbelijdenis en die wordt in de gemeente waar je belijdenis doet geleerd. Die vind je terug in de leer van gereformeerde kerk waar je belijdenis doet. Dat vind je terug in de belijdenisgeschriften van deze kerk! Juist in de belijdenisgeschriften wordt die leer van het Oude en Nieuwe Testament beaamd! Het is geen uitbreiding daarvan; de belijdenisgeschriften gaan ook niet verder dan wat God ons in Zijn eigen Woord leert.

Als wij als kerk verder zouden gaan dan wat God ons leert, moeten we op onze weg terugkomen. Over dat verder gaan dan de leer van Gods eigen Woord, gaat het in 2 Johannes. De apostel waarschuwt voor mensen, die met een verkeerde leer komen. Als je je door een verkeerde leer, door een dwaling, laat meenemen, begeef je jezelf in groot gevaar. Johannes schrijft dan in vers 8 en 9: “Wees op uw hoede en verspeel niet wat we bereikt hebben. Maar zorg dat u het volle loon ontvangt. Wie niet bij de leer van Christus blijft, maar verder wil gaan, heeft God niet. Wie bij die leer blijft, heeft zowel de Vader als de Zoon.”

Het gaat er hier om, dat hoe knap en vernieuwend mensen ook kunnen zijn dat niet beslissend is. Het beslissende is, dat we bij de leer van Christus blijven; blijven bij wat de Geest van Christus ons in Gods Woord leert.[3]   

Het gaat erom, dat we in de leer van Christus blijven. Dat we het merk van de leer als het merk van onze Heer in dit leven willen dragen. De Belijdenisgeschriften willen niet anders leren dan wat de leer van Christus is! (Zie hierbij Rom 6:17)[4]

Dan is wat we in Gods Woord lezen altijd meer dan wat we in de Belijdenisgeschriften leren. Wij vragen van hen die belijdenis doen in onze kerken dus meer als wat er in de Belijdenisgeschriften staat! Wij vragen meer maar niet iets anders, want we zijn ervan overtuigd dat de Belijdenisgeschriften in alles met Gods Woord overeenstemmen.

Juist omdat we elkaar in de gereformeerde belijdenis aan niet meer en niets minder dan Gods hele Woord willen binden, is de binding daaraan een vreugdevolle binding.

 

Vreugdevolle binding

 

Belijden is een zaak van blijdschap. Ik verwijs voor een bredere behandeling van wat belijden is naar hoofdstuk 1. Dat is iets wat heel belangrijk is als we het hebben over de binding aan de belijdenis. Vaak klinkt daarin voor mensen dan toch een negatieve klank door. Het woord binding roept blijkbaar steeds weer dat negatieve bij mensen op. Mensen willen niet gebonden zijn. Laten we eerlijk zijn dat dat iets van ons zondig hart is. De ellende is, dat we dan niet beseffen dat we onszelf gebonden hebben aan de bandeloosheid van de duivel en dat dat onze binding geworden is. Om echt vol vreugde, vol innerlijke blijdschap aan de belijdenis van de kerk gebonden te zijn, is het belangrijk om er op te letten dat de belijdenis ons antwoord op Gods Woord is. Dat het als het goed is een niet-creatief antwoord is. Wel een antwoord dat gecreëerd is door het werk van Heilige Geest in ons leven, maar niet het antwoord van ons eigen zondige hart. Het niet-creatieve bestaat herin dat wij in de belijdenis amen zeggen! Niet meer dan dat en ook niet minder. Amen zeggen op wat de HERE gedaan, gezegd en beloofd heeft. 

De kerk komt in de belijdenisgeschriften niet met de eigen creatieve formulering van haar eigen geloof. De kerk van Christus wil niets anders geloven dan wat de HERE zelf verteld en geopenbaard heeft. De inhoud van ons geloof is,  als het goed is, wat God ons geopenbaard heeft en het leven in diepe liefde volgens wat Hij ons heeft laten zien en horen. Het vreugdevolle van de binding aan de belijdenis is, dat het je eigen belijdenis is. Niet omdat die in jouw hart ontstaan is, maar omdat jij met je hart hebt leren aannemen, leren geloven wat de HERE je verteld heeft in Zijn Woord. Je hart heeft leren beamen wat Christus je leert en heeft leren haten wat daarmee niet in overeenstemming is. Je hebt geleerd met je hart te beamen wat God je in de Bijbel leert.

Dat is dan ook een zaak van je hart! Het is heel belangrijk dat we dat vandaag de dag ook zeggen en in ons leven laten zien. Want als je vandaag met de belijdenis komt, is de kans groot dat de reactie is: “Dat is weer de leer. Ik heb niets aan de leer. Dat is allemaal zo doods. Het gaat erom dat het in mijn leven landt, dat ik er iets aan heb, dat ik daar echt iets bij voel. Let erop dat het dan altijd weer zo is, dat ik als mens de rechter ben die bepaalt of het op mij betrekking heeft, of  het bij mij landt omdat het mij dat goede gevoel geeft, waarnaar ik zoek.”

 

 

Daarom is het erg belangrijk dat wij de belijdenis bij zo’n reactie niet naar voren brengen als een aantal regeltjes, waaraan je nu eenmaal moet voldoen. Heel mooi komt dat o.a. in het begin van de NGB naar voren: “Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond”. Hier verwijst de Nederlandse Geloofsbelijdenis naar Romeinen 10. We lezen daar in vers 9 en10: “Want indien u met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is,  en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u behouden worden; want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis.”

Wat is het verband waarin Paulus deze woorden schrijft? Hij heeft in de voorgaande verzen laten zien, dat zijn eigen volksgenoten God niet echt kennen. De oorzaak daarvoor is, dat ze hun eigen gerechtigheid zoeken. Ze willen niet alleen van en uit genade leven. Ze willen nog een stuk zelfstandigheid, eigen creativiteit handhaven. Ze willen niet alleen van genade leven, maar denken dat ze iets bij God kunnen verdienen. (Zie vers 2 en 3) Dat is de reden, waarom ze Jezus Christus niet als de enige Verlosser aannemen. Ze weigeren om hun hele verlossing bij Hem te zoeken. Het ware geloof is zo eenvoudig en voor ons zondige hart toch zo moeilijk om aan te nemen. Het ware geloof is, dat jij naar Christus en Zijn Woord (dat zo dichtbij is!!; vers 6-8), luistert. Paulus laat dan heel duidelijk zien, wat het karakter van het woord ‘belijden’ is. Dat is dat jij op grond van Christus’ Woord, dat dichtbij is, met je hele wezen Christus belijdt, en aan Hem verbonden bent. Het betekent, dat jouw hart vol liefde met de Drie-enige God verbonden is. Dat je met jouw hart Christus zoekt en voor Hem als je God en Koning wilt leven. (Zie Joh.20:28). Dan geloof je met je hart in de Drie-enige God als je God en Vader. Dan geloof je met je hart in God en leef je met Hem. Dan geloof je met je hart “dat God de Here Jezus uit de doden heeft opgewekt”. Je ziet hier ook, dat je het geloven in de Here Jezus nooit van het geloven in God mag losmaken. De kerk die aan Christus verbonden is, kan niet zwijgen in deze wereld. Het ware geloof kan niet iets zijn dat steeds maar ergens binnen blijft zitten en niet naar buiten zou uitstralen. De Here Jezus laat ons dat o.a. in Matt. 10 zien. Hij zegt daar o.a: “een ieder die Mij belijden zal voor de mensen, die zal ook Ik belijden voor Mijn Vader, die in de hemel is; maar al wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal ook Ik verloochenen voor Mijn Vader, die in de hemel is.” (vers 32 en 33)

Verloochenen is ook wanneer de kerk zwijgt als er verkeerde dingen, verkeerde leer en leven de kerk binnen komt. Verloochenen is er ook als we de menselijke vrede in de kerk zoeken ten koste van de waarheid. Dan is de waarheid niet een paar woorden of een theorietje. Nee, dat is die heerlijke werkelijkheid die Christus ons als onze hoogste Profeet en Leraar geleerd heeft. Het is dan ook heel opmerkelijk, dat de Here Jezus meteen daarna in Matt. 10 zegt: “Meent niet dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. ….. Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; en wie zijn kruis niet opneemt, en achter Mij gaat, is Mij niet waardig. Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden.” (vers 34, 37-39)

 

 

Belijden betekent dat we openlijk getuigen. Openlijk van God en Christus getuigen volgens de Schriften. (Let voor deze uitdrukking ook op de Geloofsbelijdenis van Nicea.) Het gaat erom dat de kerk van Christus openlijk in de wereld en tegenover de wereld het evangelie van Christus laat horen. Aan dat evangelie is de kerk met vreugde gebonden en verbonden. Dat is ook wat de kerk vanaf het begin gedaan heeft. Ik denk dan aan Gen 4:26: “En ook aan Seth werd een zoon geboren, en Hij noemde hem Enos. Toen begon men de naam des HEREN aan te roepen.” Het aanroepen van de naam van de HERE wijst erop dat de gelovigen samen hun afhankelijkheid van de HERE uitspraken en dat ze naar Gods Woord als de levende waarheid wilden luisteren en daaruit wilden leven. Zo staat de kerk tegenover de wereld die niet zo wil leven. De kerk die belijdt, wijst van zichzelf af en wijst steeds weer op de HERE en Zijn Woord. De kerk wil niet creatief zijn. Zij wil luisteren, zij wil ontvangen en daarom in alles Christus volgen en alleen van Gods genade leven.

 

 

Ik kan het nu niet laten om ook aandacht te vragen voor dat woordje allen  in de eerste zin van de NGB: “Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond.” Een klein woordje maar toch heel belangrijk. Dat woordje allen laat zien dat niet een deel van de kerk de inhoud van de Nederlandse Geloofsbelijdenis belijdt. Het is de belijdenis voor de hele kerk! We zijn echt aan deze belijdenis met hart en mond gebonden in de kerk. Echt niet alleen de ambtsdragers!!! Het gaat hier niet om de belijdenis van een bepaalde groep in de kerk. Wie niet meer van harte de inhoud van bijvoorbeeld de Nederlandse Geloofsbelijdenis belijdt, vervreemdt zichzelf van de kerk, omdat hij zichzelf van de leer van de Schrift, van de leer van Christus vervreemdt. De kerk die bijvoorbeeld de Nederlandse Geloofsbelijdenis als haar belijdenis aanvaardt, is er dan ook toe geroepen dat deze belijdenis gehandhaafd wordt en ook dat ze al meer de persoonlijke belijdenis van de leden van de kerk wordt. Als we toelaten dat er in de kerk dingen geleerd worden die niet met de belijdenis overeenkomen, zijn we bezig om de belijdenis (waarvan we uitspreken dat die op Gods eigen Woord gegrond is en daarmee overeenstemt) te verlaten. Dan gaan we op het spoor, waarin een belijdenis meer gezien wordt als een creatieve poging van de kerk om eigen geloof te omschrijven. Dan vinden we het bij belijden niet meer noodzakelijk, dat het gaat om dat wat Christus ons zelf leert. Maar het is nu juist echt heerlijk en goed om te belijden wat God ons voorgezegd en geleerd heeft! En het is heerlijk om dat samen te doen! Om zo echt kerk te zijn. Belijdende kerk van Christus. Samen belijden. Loyaal aan het Woord door samen de belijdenis tot de onze te maken.

 

Loyaal

 

De woorden ‘loyaal en onbekrompen aan de belijdenis gebonden zijn’ komen ook voor in de verklaring van de deputaten die samen met de commissie van de Nederlands Gereformeerde Kerken tot overeenstemming over de binding aan de belijdenis gekomen zijn. De woorden ‘loyaal en onbekrompen’ zijn goede en mooie woorden als het om de binding aan de belijdenis gaat. Loyaal betekent o.a. dat je de belijdenis met vertrouwen tegemoet treedt. Dat je niet een houding aanneemt, dat jij het allemaal zo goed weet, zodat jij in de tijd, waarin jij leeft je makkelijk boven de kerk verheft, zonder haar geschiedenis in rekening te brengen. Loyaal betekent, dat je samen met de gelovigen van alle tijden de grootheid van het evangelie wilt verstaan. (Efeze 3:14-21) Loyaal betekent ook, dat je de belijdenis met vertrouwen tegemoet treedt, omdat je ervan overtuigd bent, dat  je daarin geen dingen vindt die met Gods eigen Woord in strijd zijn. Zo is de binding aan de belijdenis ook een bescherming tegen allerlei eigen ideeën van mensen. Ook van dominees. Waar de binding aan de belijdenis van Christus kerk verdwijnt, komt de binding aan de ideeën van afzonderlijke voorgangers en predikanten sterk naar voren.

Het is juist op het punt  van de binding waar ik vragen heb bij de gezamenlijke verklaring van onze deputaten en de commissie van de NGK. Ik krijg met de verklaring, dat er geen belemmering tot eenwording meer is als het om de binding aan de belijdenis gaat, de indruk, dat we dus ruimte moeten laten voor de manier waarop de binding in de NGK toegepast wordt. Dat heeft echter als consequentie, dat er in de kerken ruimte komt voor bv. de leer van de zieleslaap. Dan is er ook ruimte voor kritiek op de leer van de uitverkiezing, in tegenstelling tot wat we dat in Dordtse Leerregels eerbiedig belijden. Door die ruimte zouden zelfs ambtsdragers de mogelijkheid krijgen deze ideeën uit te dragen. Ik kan niet anders zeggen dat deze verruiming aangeeft, dat we ons uitgangspunt niet serieus nemen, nl. dat we in de belijdenis enkel Gods eigen Woord willen naspreken. Als we dat wel serieus zouden nemen en we zouden eraan twijfelen of bepaalde zaken die in de belijdenis staan wel in overeenstemming met de Bijbel zijn, dan zouden we ook de geloofsmoed moeten hebben om die na bestudering zonodig  uit de belijdenis te verwijderen. De belijdenis is geen kerkelijk museumstuk maar moet echt de belijdenis van Christus’ kerk  zijn. Een belijdenis die ook vandaag echt belijdenis is. Betekent dat dan dat je dan erg krampachtig wordt? Dat de belijdenis bijna een plaats naast of boven de Bijbel gaat innemen? Nee.

Het is belangrijk dat we enerzijds onbekrompen maar anderzijds loyaal met de belijdenis omgaan, uiteindelijk omdat ze de Schrift naspreekt.

 

Onbekrompen

 

Onbekrompen betekent, dat wij de belijdenis geen eigen bedacht stramien opleggen, maar de belijdenis laten spreken in de vrijheid en de ruimte van de hele Schrift. Dat betekent dat we de belijdenis ook lezen in het geheel van Gods eigen Woord. Dat betekent, dat we dan bijvoorbeeld niet in de kramp schieten als de brief aan de Hebreeën in art 4 van de NGB onder de brieven van Paulus gerangschikt wordt. Je kunt zonder Gods Woord op enige manier geweld aan te doen tot de overtuiging komen, dat iemand anders dan Paulus het boek Hebreeën geschreven heeft. Ook in de Bijbel zelf komen we dingen tegen die je met je verstand zo ver kunt beredeneren dat je consequenties gaat trekken, waar de Heilige Geest in de Bijbel zelf geen aanleiding voor geeft.

We lezen bijvoorbeeld in het Nieuwe Testament over de eerste vijf boeken van het Oude Testament dat het de boeken van Mozes zijn. Betekent dat nu, dat we dus moeten zeggen dat elke letter, elk gedeelte door Mozes geschreven moet zijn? Nee, ‘de boeken van Mozes’ is een aanduiding die ons aanwijst over welke boeken het gaat en dat Mozes daarin, wat de menselijke kant betreft, de hoofdrol gespeeld heeft. Zonder dat je in de kramp moet schieten door te zeggen dat Mozes dus ook het hoofdstuk over zijn eigen dood geschreven heeft. (Deuteronomium 34)

Onbekrompen betekent ook, dat wij de belijdenis niet verder moeten invullen dan waarover de belijdenis zelf spreekt. Want dan gaan we eigen gedachten met het gezag van de belijdenis bekleden.

Het is belangrijk dat wat we in art 27-29 van de NGB belijden ook echt in de kerk functioneert. En dat we elkaar daaraan binden, omdat die belijdenis echt vanuit Gods eigen Woord komt. Onze eenheid ligt erin dat Christus Zijn kerk vergadert en dat Hij ons roept tot de kerk waar volgens Zijn Woord geleefd en beleden wordt.

Maar dat betekent nog niet, dat iedereen dan altijd tot dezelfde beoordeling van de kerkelijke situatie op een bepaald ogenblik in de geschiedenis komt. Het kan zijn dat we vanuit dezelfde belijdenis toch komen tot een verschillende beoordeling van een bepaalde kerk en een bepaalde historische gebeurtenis in de geschiedenis. Een bekend voorbeeld daarvan is de vereniging van 1892. Je kunt vandaag verschillende gedachten hebben over wat er in 1892 is gebeurd en toch vandaag samen in diepe verbondenheid aan Gods Woord en de belijdenis leven en denken. Je kunt dan niet zeggen dat iemand die 1892 anders beoordeelt dan jij dat doet vandaag dus ontrouw aan de belijdenis is. We moeten ook heel erg uitkijken dat we niet de weg die we zelf gaan, te gauw zien als de enige weg die Christus gaat. Zonder dat dit iets afdoet aan de norm om steeds weer de ene kerk van Christus te willen zijn. Zonder dat dit op enige manier relativeert dat we altijd weer moeten werken aan vereniging met ieder en met elke vergadering die Christus volgens Zijn Woord dient. Zonder dat dit relativeert dat de HERE er verdriet over heeft en dat het zondig is om als kinderen van Vader in kerkelijke verdeeldheid te leven.

Ik kan Christus’ werk heel vaak niet overzien. Ik moet ook heel blij zijn als ik ergens kerken tegenkom die in trouw en liefde aan Christus en Zijn Woord leven. Daarom is het niet verstandig om van de kerk waarvan je lid bent te spreken als de enig ware kerk. Het woord ‘enig’ houdt ons zo gauw weg bij het ontdekken van Christus’ werk waar wij het misschien niet zouden verwachten of niet gezien hebben. Het woord ‘enig’ kan ons gauw zelfgenoegzaam maken en dan is de belijdenis en Gods Woord niet meer de kritische norm voor ons leven en voor ons leven als kerk. Ook de belijdenis van de kerk is altijd de dynamische belijdenis. Dynamisch, omdat Christus steeds weer werkt en wij steeds oog voor het werk van Zijn Geest moeten hebben: met verlichte ogen van de Geest zien waar de Geest mensen in trouw aan Christus Woord vergadert. Dynamisch, omdat je je steeds weer aan Christus Woord bindt en met de belofte in de acte van Afscheiding altijd weer met het verlangen ernaar uitziet om je te verenigen met ieder en elke vergadering die in trouw aan de HERE en Zijn Woord en de belijdenis, die daarmee in overeenstemming is, leeft. Dynamisch betekent dan dus niet dat jij je niet aan Schrift en belijdenis bindt, maar dat het een levende belijdenis is die ook in nieuwe omstandigheden ons de weg wijst, omdat die belijdenis het naspreken van het levende Woord is.

Je binden aan de belijdenis is altijd weer persoonlijk. Maar het is ook ons als gemeente  door de Here Christus laten aanspreken en Hem dan volgen volgens Zijn Woord! Laten we zo ons graag binden aan de belijdenis, omdat daarin het heerlijke Woord van God nagesproken wordt. Daarom binden we ons dan ook nooit alleen aan de belijdenisgeschriften. Maar juist ook aan alles wat we in Gods Woord lezen ook als dat niet in de belijdenisgeschriften genoemd wordt.

Geloven is Christus in alles willen volgen en liefhebben. Dat is Christus voor de mensen belijden!!

 

[1] W. van der Schee, 2006, Gasten aan het Avondmaal na ‘Amersfoort’   p. 27

[2] ND 25 maart 2006 p. 11

[3] Bij deze verzen merkt dr Pieter J. Lalleman o.a. het volgende op: “Op zichzelf heeft ‘verder gaan’ gewoonlijk ook geen negatieve betekenis (zie Wijsheid van Sirach 20,27), maar die krijgt het door het verband waarin Johannes het gebruikt. Hij duidt ermee aan, dat mensen niet ‘blijven in de leer van Christus’, en dat is zijns inziens fataal. Het woord wordt in diverse vertalingen dan ook duidelijker weergegeven als ‘te ver gaan’ (Willibrord Vertaling) en ‘doorhollen’ (Groot Nieuws Bijbel). Wie ‘verder gaat’ dan wat ons over Jezus Christus geopenbaard is, wie ‘doorschiet’ met zijn ideeën, ‘heeft God niet meer’, stelt de schrijver. Dat wil zeggen: allerlei vernieuwingen in het denken over Jezus beroven een mens ook van de gemeenschap met de Vader. In tegenstelling tot wat de ‘progressieve’ leraren willen, moet de christelijke gemeente dus niet grensverleggend bezig zijn in het denken over de Zoon van God. De dwaalleraren waren ongetwijfeld knappe koppen, evenals de latere gnostici de elite onder de christenen vormden. Zij zullen hun nieuwe leer hebben aangeprezen als ‘eigentijds’ en ‘gevorderd’. Maar Johannes weet dat het onderwijs van de apostelen over Jezus alles bevat wat nodig is. Het is dan ook voldoende als we ‘blijven’ bij wat ons vanaf het begin geleerd is (vgl. 1 Joh 2:24).”

P.J. Lalleman  1,2 en 3 Johannes Kampen 2005 p. 71,72

[4] Bij deze tekst maakt prof. J. van Bruggen in zijn commentaar op de brief aan de Romeinen o.a. deze opmerkingen: “Door het evangelie “van harte” te aanvaarden zijn de gelovigen in Rome overgegaan van het bewind van de Zonde naar het bewind van het geloof in Christus. Het was Gods werk dat ze het evangelie aangenomen hebben: daarom geeft Paulus aan God ook de eer voor deze bevrijding. Daardoor zijn de christenen te Rome “bevrijd van de zonde” en zij hebben zich “in dienst gesteld van de gerechtigheid”. Het is niet hun status van slaaf of dienstknecht die is veranderd. Ook nu staan ze in iemands dienst. Deze keer niet in dienst van  zonde en dood, maar in dienst van gerechtigheid en leven. In 6,17 omschrijft Paulus hun nieuwe gehoorzaamheid wat ingewikkeld: ze zijn gehoorzaam ‘aan het merk van de leer waaraan u overgeleverd bent’ (eis hon paredothète tupon didachès)  Het woordgebruik staat hier dichter bij het leven van de slaaf dan in sommige vertalingen tot uitdrukking komt. Het werkwoord ‘overleveren’ past bij een slaaf die overgaat in andere dienst: hij wordt door een ander gekocht en betaald en daarmee is hij nu aan die ander ‘overgeleverd’. Paulus zegt nu echter niet dat men is overgeleverd ‘aan een andere heer’: hij schrijft over hun trouw aan ‘het merk’ en het woord tupos dat hij dan gebruikt kan heel goed zinspelen op het brandmerk dat de slaaf ontvangt van de nieuwe eigenaar. Het nieuwe merkteken dat de mens ontvangt wanneer hij of zij door Christus in dienst wordt genomen voor de gerechtigheid, bestaat uit het onderwijs van het evangelie dat men aanvaardt en uit de daarbij horende christelijke doop. Daardoor wordt men ‘gemerkt’. Een goede slaaf is trouw aan het huismerk op zijn schouder. De gelovigen in Rome zijn gehoorzaam aan hun nieuwe merk: onderwijs en doop van Christus.”

Jakob van Bruggen Romeinen, Kampen 2006 p. 97