Hieronder vind je een verklaring van het Bijbelboek Ezechiël. Deze verklaring wordt op verzoek geschreven en meteen in Engels vertaald. De voortgang hiervan kun je hier volgen. DV hoop ik dat het ook in boekvorm beschikbaar komt in Nederlands
Ezechiël 1
Vs 1 Dit is het begin van het boek Ezechiël. Ezechiël is de mens die de HEERE als Zijn profeet in de tijd van de ballingschap van Juda gebruikt om Zijn boodschap aan het volk over te brengen. De naam Ezechiël betekent dat God sterk is of dat de God sterk maakt. De sterke God is het die door Zijn macht en boodschap voor de kracht zorgt om ook in de ballingschap volk van God te zijn.
Er wordt hier gesproken over het dertigste jaar. Waaraan moeten we denken bij dit dertigste jaar? We zullen hier aan zijn leeftijd moeten denken. Dat dertigste jaar was voor hem een bijzonder jaar. Hij kwam uit een priesterlijke familie. Dit betekent dat hij in ieder geval als priester mocht dienstdoen als hij in Jeruzalem zou zijn. We lezen van verschillende leeftijden in de Bijbel dat je dienst kon doen in de tempel. Zie Numeri 4:23,29; 8:24 e.v.; 1 Kronieken 24:24,27. In ieder geval is duidelijk dat Ezechiël op zijn dertigste als priester in de tempel zou mogen functioneren. Dat is nu niet het geval, want Ezechiël is vijf jaar hiervoor meegenomen vanuit Jeruzalem naar Babel. Hij zit daar met een deel van de ballingen uit Juda bij het Kebarkanaal. Dit kanaal ontstond rond Babel vanuit de rivier de Eufraat. Het liep door de stad Nippur om dan bij Uruk weer uit te monden in de Eufraat.
Ezechiël maakt hier iets heel bijzonders mee. De hemel werd geopend. Dat betekent hier dat vanuit de hemel Ezechiël bijzondere dingen te zien en te horen krijgt. De profeet krijgt visioenen te zien. Dit onderstreept dat het hier om woorden en beelden gaat die van de HEERE zelf komen.
Vs 2 Het is het vijfde jaar na de deportatie van koning Jojachin door Nebukadnessar. Deze deportatie was ook het moment dat Ezechiël met andere belangrijke personen uit Jeruzalem naar Babel werd gebracht. Dit vond in 598 voor Christus plaats. Dus wat we hier lezen heeft in 593 voor Christus plaatsgevonden.
Vs 3 Hier wordt nog een keer benadrukt dat het de woorden van de HEERE zijn die tot Ezechiël komen. Dat krijgt nog meer nadruk doordat hier in de derde persoon over Ezechiël gesproken wordt. Terwijl in de verzen hieromheen in de eerste persoon gesproken wordt. Eerste persoon is: 'ik' en de derde persoon is 'hij'. De woorden die Ezechiël hoort komen van de HEERE. Hier wordt de naam Jahwe gebruikt. Die naam die de Here God zelf bekend gemaakt heeft. Zie Exodus 3:13,14. In deze naam laat de Here God zien dat Hij de volledig betrouwbare is. Dat was Hij in het verleden, dat is Hij in het heden en dat zal Hij zijn in de toekomst. Hij maakt ook nu de waarheid bekend aan Ezechiël.
Ezechiël is de zoon van Buzi. Van Buzi wordt gezegd dat hij een priester was. Dit betekent dat ook Ezechiël voor de priesterdienst bestemd was. Hij kan dat nu niet gaan doen, omdat hij ver van de tempel in Babel leeft. De HEERE heeft een andere taak voor hem. Dat is dat hij moet doorgeven wat de HEERE hem laat zien en horen. Deze priester wordt geroepen om Gods profeet in die tijd te zijn. We lezen nu voor het eerst wie het is die als profeet geroepen wordt. Het is Ezechiël. Zijn naam kan twee dingen betekenen: God is sterk, God maakt sterk. We zien in het boek Ezechiël heel duidelijk dat de HEERE, ook al is Zijn volk in ballingschap is, de enig levende God is. Dat het de HEERE is die vanuit de hemel als de Almachtige regeert. Zo maakt Hij juist de gelovigen onder Zijn volk sterk. Hij zorgt dat ze de werkelijkheid zien en daardoor bemoedigd worden en niet op verkeerde machten gaan bouwen.
Hij is in het land van de Chaldeeën. Hij bevindt zich bij het Kebarkanaal. Zie over de Kebar vers 2. Het woord Chaldeeën. Deze naam komt van Aramese stammen die rond 1000 voor Christus naar het zuiden van Babylonië zijn getrokken. Nebukadnessar kwam uit deze stammen en was de tweede koning uit een Chaldees koningshuis dat over heel Babylonië regeerde.
In deze omstandigheden laat de HEERE Ezechiël visioenen zien en dan staat er dat de “hand van de HEERE daar op hem was.” De hand van de HEERE kan tegen mensen zijn. Dan komt Zijn straf. Dan is het de HEERE die vijanden of opstandelingen verslaat. Zie o.a. Richteren 2:15; 1 Samuël 7:13. Wanneer de hand van de HEERE op iemand is, betekent dit dat de HEERE Zijn bescherming geeft. Dat Hij geeft wat nodig is om de taak uit te voeren waartoe de HEERE roept. In het boek Ezechiël lezen we deze bemoedigende woorden van de HEERE bij visioenen die de profeet te zien krijgt. Zie o.a. 3:22; 8:1; 37:1; 40:1. Zie ook 2 Koningen 3:15.
Ook in het Nieuwe Testament lezen we op deze manier over de hand van de HEERE. Bijvoorbeeld in Handelingen 13. We lezen in het begin van Handelingen 13 over de Heilige Geest die in de gemeente van Antiochië duidelijk maakt dat Barnabas en Paulus uitgezonden moeten worden om het evangelie verder over de wereld te verkondigen. De Geest roept de gemeente van Antiochië op om deze mannen zendingsreizen te laten maken. Dan zijn het de ambtsdragers daar die namens de Here die roept hen de handen oplegt. In die oplegging van de handen is het de HEERE die Zijn hand op Zijn knechten legt die Hij stuurt. In ditzelfde hoofdstuk lezen we ook over de hand van de HEERE die zich tegen iemand richt. Namelijk tegenover de tovenaar Elymas die probeert om stadhouder Sergius Paulus bij het geloof in Christus weg te houden. We lezen dan in vers 10-12: “O duivelskind, vol van alle bedrog en van alle sluwheid, vijand van alle gerechtigheid, zult u er niet mee ophouden de rechte wegen van de Heere te verdraaien?
En nu, zie, de hand van de Heere is tegen u en u zult blind zijn en de zon voor een tijd niet zien. En onmiddellijk viel er donkerheid en duisternis op hem, en rondlopend zocht hij naar mensen om hem bij de hand te leiden. Toen de stadhouder zag wat er gebeurd was, geloofde hij, versteld over de leer van de Heere.”
We zien in de eerste 3 verzen hoe alle nadruk wordt gelegd op de HEERE die Ezechiël als Zijn profeet gaat gebruiken.
Vs 4 Het eerste dat Ezechiël te zien krijgt, is een stormwind die uit het noorden komt. Het gaat hier echt om een ongelooflijke storm. De storm komt uit het noorden. Dat was de windrichting vanwaaruit heel vaak de vijanden van Gods volk kwamen. Het is nu vooral Babel die onder leiding van Nebukadnessar het instrument is waarmee God Zijn oordeel over Zijn volk laat komen. Zie ook Jeremia 1:13. Vanuit het noorden komt de verwoestende kracht naar Juda toe. Het vuur en de donder komen met grote kracht als een superstorm op Juda af. Op Jeruzalem en de tempel af. De beschrijving hier doet ook denken aan Psalm 18:9-14; Nahum 1:3 en Habakuk 3:3-15. De HEERE laat daarin Zijn grootheid zien. Zoals we daarvan ook lezen als Hij Zijn wet op de Sinaï geeft. Zie Exodus 19 en 20. Met de HEERE valt niet te spotten en dat moet het ongehoorzame verbondsvolk nu ook voelen.
Toch gaat het hier niet alleen over een vernietigende storm. Het is ook geen onbeheersbare storm. Ezechiël ziet niet alleen de storm. Hij ziet dat uit het midden van die donkere wolk er een iets komt dat de schittering van edelmetaal heeft. Let erop dat het woord als meerdere keren in dit hoofdstuk gebruikt wordt. Het gaat om een beeld dat ergens op lijkt, maar steeds weer meer is dan we ons kunnen voorstellen. Het gaat hier om Gods heerlijkheid die groter is dan wij ons ooit kunnen bedenken. Die heerlijkheid is in deze wolk. De HEERE zelf is er. Zoals Hij ook in de wolk was die met Zijn volk optrok en het volk leidde vanuit Egypte naar het beloofde land. Zie Exodus 13:21,22. God is ook in de wolk die de tabernakel en de tempel inging en die ook uit de tempel vertrok. Zie Exodus 40:34-38; 1 Koningen 8:10,11; Ezechiël 10:18,19.
De HEERE is met Zijn heerlijkheid in de storm. Hij is het die deze storm in handen heeft en houdt. Hij is de God die schittert als het mooiste edelmetaal. Hier zien we ook het beeld van Christus die regeert. Het beeld zoals we daarover lezen in Openbaring 1: 9-18
Vs 5 We zien meerdere elementen uit het boek Ezechiël later terugkomen in het boek Openbaring. We zien dan hoe Jezus Christus schittert. Hoe Gods heerlijkheid van Hem afstraalt. We komen daar ook die vier levende wezens tegen waar het in dit vers over gaat. Zie o.a. Openbaring 4. Wie zijn die 4 levende wezens hier in ons vers?
Uit het vuur in de wolk komen er 4 levende wezens. Zij worden zichtbaar. Zij zijn het die heel dicht bij God staan. We zullen straks zien dat het in deze wolk gaat om de troon van God. Om God die regeert. Om Hem en Zijn troon is er een lijfwacht. We lezen later ook dat het cherubs zijn. Zie 10:18,19
Deze 4 levende wezens vertegenwoordigen de hele schepping op aarde. Daarover meer bij vers 10.
Hier lezen we als dat als je naar deze wezens kijkt ze ook duidelijke trekken van een mens hebben. Dat maakt duidelijk dat het wezens zijn die een heel hoge positie bij God innemen. Ze lijken op dat ene schepsel dat de HEERE als Zijn beeld geschapen heeft. Ze zijn geen mensen, maar lijken er wel op.
Vs 6 Het gaat hier om bijzondere wezen. Ze hebben namelijk 4 gezichten en 4 vleugels. Deze vier lijken dus op elkaar. We lezen ook in Jesaja 6 over de troon van God en engelen die rond de troon zijn. Die engelen zijn serafim en hebben elk 6 vleugels. Zij staan rondom de troon om steeds weer de HEERE te verheerlijken met hun lied. Zij zingen het drie keer heilig. De 4 levende wezen zijn cherubim en hebben 4 vleugels.
Vs 7 We lezen hier over de voeten van deze levende wezens. Ook dan zien we dat ze op mensen lijken, maar geen mensen zijn. Bij de voeten moeten we hier denken aan hun hele benen. Deze benen zijn recht. Er zijn dus geen knieën die zich kunnen buigen. Dan wordt er nog iets gezegd over het onderste deel van de benen. De voeten. Die lijken meer op de hoeven van een kalf. Ook de onderkant van de voeten is recht en zijn niet hol zoals bij de meeste mensen. Dan lezen we nog over de glinstering als de schittering van gepolijst koper. Het kan hier gaan op de benen waarvan deze schittering komt. Het kan ook om de uitstraling gaan die vanuit het geheel van deze levende wezens komt. Een hemelse glans komt er van hen af. Er is het meeste voor te zeggen dat het hier om de glans gaat die van de benen komt. Ook in de beschrijving van de heerlijkheid van Christus in Openbaring 1 wordt de glans van de voeten apart beschreven. We lezen daar: “en zijn voeten waren gelijk koperbrons, als in een oven gloeiend gemaakt, en zijn stem was als een geluid van vele wateren.” Vs 15
Vs 8 We zien hoe de door God geschapen hemel en aarde vorm krijgen in de vier levende wezen. De hemel en de aarde zoals de HEERE die goed geschapen heeft staat in deze wezens om de HEERE heen. De goede schepping is de lijfwacht die Gods glorie rond Zijn troont uitstraalt. Daar hoort de mens ook bij. Deze wezens hebben de gedaante van een mens. Zie vers 6. Dat zie je ook aan de mensenhanden die onder hun vleugels te zien zijn. Dan wordt hier nog iets gezegd over hun gezichten en hun vleugels. Dat wordt verder uitgewerkt in het volgende vers. Daarom wordt dat verder in vers 9 besproken.
Vs 9 De vier wezens zijn met elkaar verbonden. Ze zijn in de dienst aan de HEERE. Ze zijn een het samen om Gods troon staan en steeds met de troon meebewegen. Juist dat bewegen van de troon is hier belangrijk. Daarop komen we in de volgende verzen terug. De lijfwacht van de HEERE gaat altijd met Hem mee. Welke kant Gods troon ook opgaat. Ze kunnen dat ook in een ogenblik. Ze raken Gods troon nooit kwijt. Ze hoeven nooit tijd te verliezen door zich te moeten omdraaien. Ze kunnen altijd recht vooruit welke kant ze ook opgaan. Er is altijd een van hen die aan de goede kant staat en dan zo met de anderen verbonden is en met hem meegaat. Ze hebben ook altijd een gezicht dat dan de goede kant uitstaat. Ze kunnen altijd zien waar ze heengaan. Zij hebben zelf niet de leiding om te kiezen waar ze heengaan. God die op de troon zit bepaalt waar ze heen zullen gaan.
Vs 10 Ezechiël krijgt nu te zien hoe de gezichten van deze wezens eruitzien. Alle vier de kanten van hun gezicht zijn anders. Bij alle vier op dezelfde manier. Ze hebben een gezicht van een mens, een leeuw, een rund en een arend. We hebben hier te maken met een gezicht dat in een bepaald opzicht bovenaan soorten van levende schepselen staan. Daarbij moeten we dan ook bedenken dat de hemel in hen vertegenwoordigd is, omdat het hier om machtige engelen gaat.
Het gezicht van een mens maakt duidelijk dat het ook Gods hoogste schepsel de mens vertegenwoordigt. De leeuw is de koning van de wilde dieren. Het rund is de krachtige vertegenwoordiger van de makke landdieren, de arend is de machtige vertegenwoordiger van de dieren in de lucht. We kunnen er ook nog dit aan verbinden:
- De mens is het beeld van God
- De leeuw laat grote kracht zien. Zie o.a. Richteren 14:18; 2 Samuel 1:23; 17:10. Vanwege die kracht wordt Christus later ook de Leeuw uit Juda’s stam genoemd. Zie o.a. Openbaring 5:5
- Het rund straalt ook kracht. Zie Spreuken 14:4
- Bij de arend zien we majesteit en snelheid. Zie o.a. Deuteronomium 28:49; Psalm 103:5 Jesaja 40:31; Jeremia 48:40
Deze levende wezens stralen Gods kracht en majesteit uit. Hun verschijning roept diep ontzag en eerbied op.
Vs 11 De gezichten en de vleugels worden van boven aangestuurd. Ze staan in dienst van Hem die boven hen op de troon zit. Ze zijn geen zelfstandige creatieve wezens die voor zichzelf leven. Ze staan in dienst van Hem die op de troon zit. Het zijn ook geen wezens die ieder op zichzelf functioneren. We hebben al eerder gezien dat ze aan elkaar verbonden zijn. Ze staan in dienst van de HEERE. Daarin ligt hun verbondenheid die uitgedrukt wordt door de twee vleugels van ieder wezen dat met de ander verbonden is. Zij vormen een eenheid in dienst. Dat zien we ook bij de cherubs in de tempel in het heilige der heilige. Zie 1 Koningen 6:27.
Er wordt hier ook gezegd dat ieder twee vleugels had om hun lichaam te bedekken. Dat maakt duidelijk dat de HEERE die op de troonwagen zit heilig is. Ze staan in alle eerbied rondom Zijn troon. Dit doet ook denken aan wat we in Jesaja 6 lezen: “Serafs stonden boven Hem. Ieder had zes vleugels: met twee bedekte ieder zijn gezicht, met twee bedekte hij zijn voeten, en met twee vloog hij.
De een riep tot de ander: Heilig, heilig, heilig is de HEERE van de legermachten; heel de aarde is vol van Zijn heerlijkheid!” vs 2,3
We zien hier een onderscheid tussen twee soorten engelen. De serafs hebben 6 vleugels en de cherubs hebben er vier.
Vs 12 Zie hierbij ook vers 9. Hier wordt ons heel duidelijk verteld dat het de Geest is die hen aanstuurt. Het is God zelf die hen in dienst neemt en de Geest geeft hun de opdrachten wat ze moeten doen en waar ze het moeten doen. De goede engelen zijn de knechten van God die altijd voor God klaarstaan en zonder protest doen wat Hij wil. Zie o.a. Psalm 103:20,21
Vs 13 We horen hier weer dat wat we zien “was als”. Wat Ezechiël te zien krijgt is zo groots dat het bijna niet te beschrijven is. Alleen maar bij benadering. God en Zijn grootheid zijn groter dan wat wij kunnen zien en bedenken. Als Ezechiël naar de levende wezens kijkt dan ziet hij vuur. Er is de donkere stormwolk en daarin zie je zo helder die levende wezens. Tegenover de donkere wolk schijnt het felle en heldere licht van Gods lijfwacht. Hoe groot moet de HEERE zelf dan wel zijn! Dat de HEERE met vuur, helder en ontzagwekkend vuur omringd wordt zien we o.a. ook in Gen 15:17; Exodus 20:18; Psalm 18:9; 50:3. Dit is een openbaring van God aan Zijn volk. Het laat zien dat Zijn vuur en oordeel ook over het ongehoorzame volk van Hem gaat. Denk hier ook aan 1 Petrus 4:17-19: “Want nu is het de tijd dat het oordeel begint bij het huis van God; en als het eerst bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen die het Evangelie van God ongehoorzaam zijn? En als de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en de zondaar verschijnen? Daarom, laten ook zij die lijden naar de wil van God, hun zielen aan Hem, als de getrouwe Schepper, toevertrouwen in het doen van het goede.”
Vs 14 De wezens schieten ook als een bliksemschicht heen en weer. Dit maakt duidelijk dat vanuit de troon van God deze engelen ook met het vuur van Gods oordeel daarnaartoe gestuurd worden waar de HEERE dat oordeel wil laten komen. We zien dit ook in Openbaring 8: “En de engel nam het wierookvat en vulde dat met het vuur van het altaar en wierp het op de aarde, en er kwamen stemmen, donderslagen, bliksemstralen en een aardbeving.” Vs 5
Vs 15 We zien nu een nieuw element in dit hoofdstuk. Dat is het wiel dat naast de levende wezens staat. Als we zo verder lezen wordt het al meer duidelijk dat we de HEERE ons van buiten naar binnen laat kijken. We zagen eerst de stormwind met de wolk die erbij hoorden. Toen zagen we dat er vanuit deze donkere wolk vuur en licht kwam. Er was duidelijk iets in deze wolk. Dan gaan we als het ware de wolk in en krijgen de levende wezens te zien. De lijfwacht. We gaan nu de levende wezens voorbij. We komen al meer tot de kern. Want naast deze levende wezen staat een wiel en wat daarbij hoort. Het zijn meer wielen, want bij elk van de levende wezens staat er een. We krijgen hier het beeld dat bij elk van de 4 levende wezens een wiel is. Vier wielen voor iets wat deze wielen dragen en door de wezens bewaakt wordt. Deze wezens stralen de heerlijkheid van wat en wie we nog zullen zien uit.
Vs 16 Ook de wielen die er in het vierkant achter de wezens te zien zijn, zijn schitterend. De glans komt je tegemoet als vanaf edelstenen. Hier wordt het dan turkoois of beril genoemd. Dat betekent dat een diepe schittering van kleur vanuit deze wielen komt. Bedenk daarbij dat we in dit hoofdstuk ook steeds weer lezen van licht en vuur. Dat laat de schittering vanuit de wielen ook steeds weer heel nadrukkelijk oplichten. Net als bij de vier levende wezens zijn ook de vier wielen hetzelfde. Een moeilijk punt is dat we hier lezen dat er een wiel midden in een ander wiel zat. Over hoe dat er heeft uitgezien, zijn veel gedachten. Mij lijkt het meest aannemelijk dat er echt een wiel in een groter wiel te zien is. Dat die ook vol edelstenen zit en dat dit de schittering die van de wielen komt vergroot.
Vs 17 We lezen hier van de wielen hetzelfde als wat we al eerder van de vier levende wezen lazen. Zie vers 12. De wagen die op deze wielen rust kan alle kanten op. Meteen in de goede richting. Alles is zo bewegelijk dat meteen de goede koers kan worden ingezet.
Vs 18. Nu wordt ons iets over de velgen van deze wielen verteld. Deze velgen zijn hoog. Dit betekent dus dat het hier om hoge wielen gaat. De wagen die er op rust is dus hoog verheven. Ze zijn zo imponerend dat ze ontzag oproepen. Als deze wagen naar je toekomt dan is dat heel indrukwekkend. Het roept door zijn verschijning eerbied en ontzag op. Dan zien we dat deze imponerende velgen en wielen vol ogen zitten. De wielen schitteren aan alle kanten. De velgen zitten vol ogen. Dat laat zien dat deze wagen en vooral Hij die op deze wagen zit niets ontgaat. Je kunt niets voor wie hier op de troon zit verbergen. We zien hier op een schitterende manier Gods alwetendheid uitgebeeld. We zien hier hoe de wezens en de wielen de Goddelijkheid uitstralen. Zonder om zelf God te zijn. De levende God blijft de enige God zoals we die in Christus zien. Zie Colossenzen 1:15-20
De HEERE ziet alles. Hem ontgaat niets. Hier een enkele van de vele teksten in Gods Woord die dit bevestigen:
Psalm 139: “HEERE, U doorgrondt en kent mij. Ú kent mijn zitten en mijn opstaan, U begrijpt van verre mijn gedachten. U onderzoekt mijn gaan en mijn liggen, U bent met al mijn wegen vertrouwd.
Al is er nog geen woord op mijn tong, zie, HEERE, U weet het alles. 5U sluit mij in van achter en van voren, U legt Uw hand op mij. Dit kennen – het is mij te wonderlijk, te hoog, ik kan er niet bij. Waar kan ik Uw Geest ontgaan, waar Uw aangezicht ontvluchten? Al steeg ik op naar de hemel, U bent daar; of legde ik mij neer in de hel, zie, U bent daar. Nam ik vleugels van de dageraad, woonde ik aan het einde van de zee, ook daar zou Uw hand mij leiden en Uw rechterhand mij vasthouden. Zei ik: Ja, duisternis zal mij opslokken! – dan is de nacht een licht om mij heen. Zelfs de duisternis maakt het voor U niet duister, maar de nacht licht op als de dag, de duisternis is als het licht.” Vs 1-12
Hebreeën 4: “Want het Woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot op de scheiding van ziel en geest, van gewrichten en merg, en het oordeelt de overleggingen en gedachten van het hart. En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem, maar alles ligt naakt en ontbloot voor de ogen van Hem aan Wie wij rekenschap hebben af te leggen.” vs 12,13
Vs 19 We zien hier weer hoe alles rond de HEERE samenwerkt. De wielen en de levende wezens gaan daar waar de Geest ze heen stuurt. Zie vers 12.
Vs 20 We zien hier hoe het de Geest is die alles bepaalt. We moeten hier echt denken aan de Heilige Geest. We zien hier namelijk dat de leiding niet bij de wezens ligt, maar bij de Geest die de wielen aanstuurt. Het gaat dus niet om geest van de wezens zelf. Het is de Geest die de wezens en de wielen aanstuurt.
Vs 21 Hier wordt nog een keer benadrukt dat zowel de levende wezens als de wielen altijd doen wat de Geest wil. Of ze nu stilstaan of een bepaalde kant opgaan. Het is altijd wat de Geest wil. Ze staan volledig in dienst van de Geest.
Vs 22 We krijgen nu nog meer te zien. We zien al meer waarom het in dit visioen gaat. Als meer wordt duidelijk. Er is namelijk iets boven de levende wezens. Dus ook boven de wielen. Iets wat de wielen dragen.
Het lijkt op een plaats ijs. Net als de andere dingen die we hebben gezien is het schitterend. Het straalt een schittering uit die ontzag oproept. Alles getuigt hier van de schittering van de een die op de troonwagen zit.
Het lijkt op een gewelf. Het woord dat hier in het Hebreeuws gebruikt wordt komt van een werkwoord dat pletten, platslaan betekent. We lezen dit woord ook in Genesis 1:6,20. Het gaat dan om de hemel die de om de aarde heen is. De HEERE heeft dat gemaakt als een prachtige koepel die zo de atmosfeer om de aarde gegeven heeft. We zien hier de bodem van de troonwagen die door God is gemaakt. Het lijkt op ijs. Dat laat zien dat het doorzichtig is. Vanuit Zijn troonwagen kan de HEERE alles zien. Niets beperkt zijn gezicht. Dit doet ook denken aan wat we later in het boek Openbaring lezen: “En vóór de troon was een glazen zee, als kristal. En in het midden van de troon en om de troon heen waren vier dieren, vol ogen van voren en van achteren.” 4:6
In Openbaring 4 zien we de HEERE op de troon zitten in de hemel. Als je dit hoofdstuk leest zie je allerlei overeenkomsten met Ezechiël 1. Dat maakt ook duidelijk dat het hier om HEERE gaat die op Zijn troon zit.
Vs 23 Voor een deel lezen we hier wat we ook al lazen in vers 11. Ik kies hier tegen de vertaling van de HSV. Daarin wordt genoemd dat de levende wezen met 2 vleugels hun voorkant bedekken en dat ze met twee andere vleugels hun achterkant bedekken. Dan zijn er nog de twee vleugels die recht naar elkaar toestaan. Dan zouden de levende wezens 6 vleugels hebben, terwijl in het voorgaande juist gezegd is dat ze 4 vleugels hebben. Een andere vertaling is ook mogelijk. Ik kies voor een vertaling zoals in die van de 1951-vertaling: “En onder het uitspansel stonden hun vleugels recht naar elkander uitgestrekt; ieder had er twee, die van voren en van achteren zijn lichaam bedekten.”
Vs 24 De troonwagen van de HEERE blijft niet stilstaan. De regering van God, de regering van Jezus Christus is overal. God is niet aan een bepaalde plaats verbonden. Hij is er met Zijn regering altijd en overal. Hij is overal aanwezig! Ook dat lezen we steeds weer in Gods Woord. Twee voorbeelden:
Jeremia 23: 23,24 “Ben Ik een God van nabij, spreekt de HEERE, en niet een God van verre? Zou iemand zich op verborgen plaatsen kunnen verbergen en zou Ík hem niet zien? spreekt de HEERE.
Vervul Ik niet de hemel en de aarde? spreekt de HEERE.”
1 Koningen 8: “Maar zou God werkelijk op de aarde wonen? Zie, de hemel, ja, de allerhoogste hemel, kan U niet bevatten, hoeveel te min dit huis dat ik gebouwd heb!” vs 27
We zien in dit vers dat de levende wezens, de wielen en dus de troonwagen ook in beweging komen. Je kunt dat ook horen. De vleugels van de levende wezens komen in beweging. Niet maar stilletjes maar heel goed hoorbaar. Het geluid dat er dan komt laat weer zien dat het hier om de grootheid, heiligheid en heerlijkheid van God gaat. Het geluid dat gehoord dat Ezechiël te horen krijgt, wordt vergeleken met verschillende dingen.
a. Het geluid is zo sterk en doet denken aan water dat in grote hoeveelheden naar beneden stort. Denk aan watervallen. Zie hier ook Openbaring 1:15. Het gaat in Openbaring 1 over de stem van Christus vanuit de hemel.
b. Ook wordt de verbinding gelegd met de stem van God. Hij wordt hier de Almachtige genoemd. Als de vier levende wezens vliegen en zo de troonwagen naar de plaats gaat waar de Geest heen wil word je al gewezen op de Almachtige. Hij die alles kan wat Hij wil. Niets kan Zijn plan stoppen. Hij is de God die over alles regeert. Ook dit zien we steeds weer in Gods Woord. Ook hier twee voorbeelden:
Genesis 17: “Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen de HEERE aan Abram en zei tegen hem: Ik ben God, de Almachtige! Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht.”
Efeze 3: “Hem nu Die bij machte is te doen ver boven alles wat wij bidden of denken, overeenkomstig de kracht die in ons werkzaam is, Hem zij de heerlijkheid in de gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot in alle eeuwigheid. Amen.” vs 20,21
c. Dan is er de vergelijking met gedruis, met een dreunend geluid. Een geluid dat je ook hoort als een leger optrekt. Het is een indringend geluid dat ver draagt.
Al met al is het geluid dat hoorbaar is als de levende wezens gaan bewegen heel bijzonder. Het draagt bij aan het imponerende en ontzag hebbende wat in dit visioen naar voren komt.
Dat geluid houdt op als de 4 levende wezens stilstaan. Dan laten ze hun vleugels hangen.
Vs 25 We mogen nu nog iets verder kijken. Het beeld dat we hier zien houdt niet op bij het gewelf dat boven de wezens en de wielen te zien is. Van boven dit alles klinkt een stem. Boven het gewelf is er nog iemand. Iemand die spreekt. Dat is de stem van God die boven alles en iedereen staat. De stem van de Schepper. De levende wezens zijn indrukwekkend. Toch zijn zij niet beslissend. Als de wezens stil staan en hun vleugels laten hangen, klinkt er van boven de stem die wel beslissend is. De stem van Hem die uiteindelijk de bevelen geeft waarop de wezens en de wielen in beweging komen. De stem van God is het meest ontzagwekkend en brengt in beweging wat Hij in beweging wil brengen. Zie hierbij o.a. Psalm 29.
Vs 26 Nu ziet Ezechiël nog meer! Hij ziet dat er boven het gewelf nog iets is. Het gewelf is niet het laatste wat er echt is. Er is meer dan de schepping. We hoeven ons in de schepping niet dood te kijken. Er is meer. Er is meer dan de aarde en de atmosfeer daar omheen. Boven het gewelf ziet Ezechiël iets dat op een troon lijkt. We zullen in het vervolg zien dat het geen lege troon is. Deze troon is van iets gemaakt dat op saffiersteen lijkt. We komen deze edelsteen die, een diepblauwe kleur weergeeft, terug op de borstplaat die de hogepriester droeg Exodus 28:18; 39:11. Deze edelsteen wordt ook gebruikt bij de fundering van het Nieuwe Jeruzalem. Zie Jesaja 54:11; Openbaring 21:19.
Op het gewelf staat dus een troon. Ook deze troon schittert vanwege die ene Persoon die op de troon zit. Het gaat hier om de troon van God! Dat wordt heel duidelijk in vers 28. De heerlijkheid van de HEERE straalt in alles wat Ezechiël te zien krijgt. Ook hier zien we iets dat later in Gods Woord weer naar voren komt. Vooral in Openbaring 4. Daar is het de apostel Johannes die in een tijd van vervolging van Gods kinderen in de hemel mag kijken. Achter de schermen om juist te zien wat de werkelijkheid is. Hij krijgt in een visioen te zien wat belangrijk is voor Christus’ kerk tot het moment dat Christus terugkomt. We lezen dan in de verzen 1-3 het volgende: “Hierna zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel. En de eerste stem die ik als van een bazuin met mij had horen spreken, zei: Kom hier, omhoog, en Ik zal u laten zien wat hierna moet geschieden. En meteen raakte ik in geestvervoering. En zie, er stond een troon in de hemel, en op de troon zat Iemand. En Hij Die daar zat, zag eruit als de stenen jaspis en sardius. En er was een regenboog rondom de troon, die eruitzag als een smaragd.”
Ezechiël ziet iets dat op een troon lijkt maar Hij ziet nog meer! Het is geen lege troon. Het is geen troon die ooit gebruikt is maar nu niet meer. Hij ziet namelijk boven deze troon een Persoon. Daarboven betekent dat die Persoon op de troon zit. Hij regeert boven alles uit. Deze Persoon lijkt op een mens. Dan moeten we bedenken dat God de mens als Zijn beeld gemaakt heeft. Dat God meerdere keren als mens verschijnt of in een beeld als een mens wordt voorgesteld. Zie o.a. Genesis 18:1,2; Daniël 7:9-22. Hierbij is ook belangrijk om te bedenken dat de Zoon van God mens geworden is en na Zijn werk op aarde als het Lam van God ook op de troon zit. Zie o.a. Openbaring 7:17; 22:3.
Vs 27 Hier wordt iets gezegd over de Persoon die boven de troon is. We zien weer die geweldige schittering. Het vuur dat in Hem brandt en dat ook naar buiten van Hem afgestraald wordt. Al het vuur en licht, al dat geweldige en ontzagwekkende dat Ezechiël ziet komt vanuit God als de bron! We hebben in vers 4 al gezien. Daar lazen van dat schitterende edelmetaal dat uit de donkere stormwind komt. De Geest heeft ons nu zover gebracht dat we zien wat de kern is van dit visioen. Dat is de HEERE zelf. Dat is dat Hij regeert. Dat Hij dus ook alles te maken heeft met de storm die vanuit het noorden door Nebukadnessar over Juda is gekomen. Er komt nog meer vanwege de ongehoorzaamheid van het volk. Toch mag Gods volk weten dat de HEERE regeert en dat Hij de betrouwbare is die Zijn beloften waarmaakt. Zijn troon staat boven alles en iedereen. Bij en in de God is vuur. Zoals in de wol waarmee de HEERE Zijn volk in de woestijn leidde en beschermde. Zoals de HEERE er in Zijn wolk o.a. was toen ze door de Schelfzee trokken. Zie Exodus 14:19-22
We lezen over vuur in de HEERE en vuur dat ook juist d Hemzelf verlicht terwijl Hij boven en op de troon is. Ook hier vinden we weer beelden die we ook in Openbaring terugvinden als het om Jezus Christus gaat. Zie o.a. Openbaring 1:15. Deze heerlijkheid van God straalt ook in Openbaring af op bijzondere engelen. Zie 10:1
Alles rond God straalt van licht en vuur.
Vs 28 We zien de heerlijkheid, de grootheid, het ontzagwekkende van de HEERE op zo’n geweldige manier in dit hoofdstuk. Daarin zien we ook Zijn Goddelijke trouw. De regenboog is om de HEERE heen. Dit laat zien dat de HEERE trouw is. Ook in Zijn regering vanaf Zijn troon. Ook in Openbaring 4 wordt gesproken over de regenboog die om Gods troon is. Zie vers 3.
De regenboog als teken van Gods eeuwige trouw heeft de HEERE in Genesis 9 ingesteld. Zie daar vers 9-17.
Dan komen die geweldige en ontdekkende woorden dat het in dit visioen om de heerlijkheid van de HEERE gaat. Hij is zo groot dat Hij de belangrijkste en beslissende Persoon in de hele geschiedenis is. Als Ezechiël dit ziet dan valt hij uit diepe eerbied voor de HEERE neer. Hij aanbidt Hem die als enige aanbidding verdiend. We hebben hier niet met een machtig schepsel te maken maar met de enig levende God. Hij verdient onze aanbidding. Dat Hij alleen dit verdient, lezen we heel duidelijk in het boek Openbaring. Johannes krijgt daar te maken met een machtige engel en wil die aanbidden. Dan lezen we: “En ik viel voor zijn voeten neer om hem te aanbidden, maar hij zei tegen mij: Pas op dat u dat niet doet! Ik ben een mededienstknecht van u en van uw broeders, die het getuigenis van Jezus hebben. Aanbid God. Het getuigenis van Jezus is namelijk de geest van de profetie.” 19:10
We lezen in het boek Openbaring ook hoe de hele schepping inclusief de 4 levende wezens God en het Lam aanbidden: “En ik zag, en hoorde een geluid van vele engelen rondom de troon, van de dieren en van de ouderlingen. En hun aantal bedroeg tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen. En zij zeiden met luide stem: Het Lam Dat geslacht is, is het waard om de kracht te ontvangen, en rijkdom, wijsheid, sterkte, eer, heerlijkheid en dankzegging. En elk schepsel dat in de hemel, op de aarde, onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Aan Hem Die op de troon zit, en aan het Lam zij de dankzegging, de eer, de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. En de vier dieren zeiden: Amen. En de vierentwintig ouderlingen wierpen zich neer en aanbaden Hem Die leeft in alle eeuwigheid.” Openbaring 5: 11-14
Ezechiël weet nu zeker wie het is die hem dit visioen laat zien. Het blijft niet bij dit visioen, want we lezen dat de HEERE met Hem spreekt. Hij moet Gods spreekbuis onder de ballingen zijn. Hij wordt geroepen om Gods profeet te zijn.
Het volk van God mag weten dat de HEERE leeft en trouw is. Dat Zijn oordelen over Zijn volk komen, maar dat Hij ook met Zijn volk verder gaat volgens Zijn beloften. Ondanks het volk. De HEERE is God en Hij alleen.
Ezechiël 2
Vs 1 Ezechiël is zo onder de indruk. Hij heeft gezien dat het de HEERE is die in dit visioen in geweldige grootheid naar hem toekomst. Alles om de HEERE heen is zo indrukwekkend. Met de HEERE zelf als de bron! In Hem schijnt Zijn majesteit zo ontzagwekkend. Hij is God en God alleen. Daarom valt Ezechiël op de grond. Juist als Ezechiël op de grond ligt, spreekt de HEERE. Hij is niet de God die zwijgt. Hij spreekt en geeft ook in die geweldig moeilijke tijd voor Gods volk hoop en uitzicht. Door het oordeel dat komt heen.
Het is de HEERE die laat horen dat Hij door Ezechiël heen nog veel te zeggen heeft. De HEERE spreekt. Het eerste woord dat Ezechiël uit Gods mond hoort, is dat hij aangesproken wordt met ‘Mensenkind’.
Wat heeft dat hier te zeggen? Deze uitdrukking is kenmerkend voor het boek Ezechiël. Het komt 107 keer in het Oude Testament voor waarvan 93 keer in het boek Ezechiël.
Er is veel over geschreven. We moeten in ieder geval op de volgende als we dit lezen:
Tot nu toe was er de Goddelijke glans en heerlijkheid die de Geest heeft laten zien. O.a. in de levende wezens die rond Gods troon staan. Ezechiël is niet meer dan een mens. Niet meer dan een nakomeling van Adam. Hij is een mens na de zondeval. Daarom staat hij schuldig tegenover God. Hij is net als alle andere mensen een zondaar. Hij is ook een mens in wie de gevolgen van de zonde te zien zijn. Hij is een zwak mens. Hij is ook een nakomeling van Enos. Over Enos lezen we in Genesis 4:26. Hij is een kleinkind van Adam. Via hem loopt de lijn van de mensen die de HEERE willen diepen, Zijn naam betekent dat de mens zwak en sterfelijk is. Ezechiël is een mens die schuldig en zwak tegenover de HEERE en Zijn heerlijkheid staat.
Toch roept de HEERE Ezechiël om op te staan. De HEERE gebruikt een zwak en zondig mens om te laten zien dat er door alles heen door Hem hoop en toekomst voor mensen is. Dat er voor Gods volk en voor gelovige mensen redding is. Die hoop is er door het werk van de Heilige Geest.
Belangrijke elementen om hierbij te bedenken zijn:
- De mens wordt geschapen door God. Hij komt tot leven als de adem door God in hem geblazen wordt. Het woord adem dat in Genesis 2:7 gebruikt wordt kan ook geest betekenen. De Geest van God zorgt dat de pop van aarde tot leven komt en er levensgeest in de mens is. De mens kan dan opstaan en leven.
- Het volk dat schuldig tegenover God staat en in staat van ontbinding is, kan weer opstaan als de HEERE met Zijn Geest over hen komt en het dode volk laat opstaan. Zie Ezechiël 37.
- De Here Jezus wordt in de evangeliën ongeveer 80 keer de Zoon van de mens of Mensenzoon genoemd. Het gaat bij Jezus om de Daarmee wijst het ook terug naar Daniël 7:14. De Here Jezus is de beloofde Mens die als de Verlosser naar de wereld zal komen en gekomen is. Ezechiël mag als mens die Gods grote heerlijkheid gezien heeft van deze Christus getuigen. In Zijn dienst staan. De Here Jezus is de Zoon van God die heel echt mens geworden is en zoals echt mens het werk als de beloofde Christus kon doen. Het is de Geest die ervoor zorgt dat de Here Jezus dat werk tot het einde kan doen. We lezen in Johannes 3:34-36: “Want Hij Die God gezonden heeft, spreekt de woorden van God, want God geeft Hem de Geest zonder maat. De Vader heeft de Zoon lief en heeft alle dingen in Zijn hand gegeven. Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven, maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem.”
Ezechiël moet gaan staan. De HEERE wil met hem spreken. Hij moet er met zijn hele wezen bij wezen. Juist om wat hij hoort weer als Woord van God naar anderen uit te spreken. Wat dat betekent lezen we heel nadrukkelijk in hoofdstuk 3
Vs 2 Ezechiël gaat weer staan. God roept hem tot een bepaalde taak. Hij kan die alleen uitvoeren als hij daarvoor de kracht van God krijgt. Denk ook aan wat we bij het vorige vers onder c. zagen.
Het is de Geest van God die in Ezechiël komt en ervoor zorgt dat hij kan gaan staan. We zien hier hoe Ezechiël als zwak mens door de Geest de kracht moet krijgen om naar God te luisteren en zijn taak te kunnen uitvoeren. Dat Gods adem, Zijn Geest nodig is om te leven en om Gods opdrachten uit te voeren komen we in Gods Woord steeds weer tegen.
We lezen als de HEERE de vorm van de mens op de 6e dag gemaakt heeft het volgende: "toen vormde de HEERE God de mens uit het stof van de aardbodem en blies de levensadem in zijn neusgaten; zo werd de mens tot een levend wezen.” Genesis 2:7. Het is ook de Geest die ervoor zorgt dat de dode doodsbeenderen in Ezechiël 37 weer tot leven komen. Zie daar vers 8.
Ook in onze tekst wordt het woord ruah gebruikt dat zowel adem, wind als geest kan betekenen. Het is Gods Geest die ervoor zorgt dat de mens tot leven komt. Het is in onze tekst de Geest die ervoor zorgt dat Ezechiël de kracht krijgt om genoeg energie te hebben om zijn taak in dienst van God te gaan doen. De Geest zorgt er ook voor dat Ezechiël het concentratievermogen heeft om goed te luisteren en de wil krijgt om te doen wat God hem opdraagt.
Vs 3 Ezechiël wordt door God gestuurd. Hij komt niet uit eigen initiatief. Hij bedenkt geen eigen boodschap die hij denkt dat het volk nodig heeft. Hier is niet iemand die eigen creatieve dingen wil laten zien. De HEERE stuurt. Hij formuleert zo dat Ezechiël Zijn bode moet zijn. Gods boodschapper. Gods boodschap moet aan de Israëlieten gebracht worden. Aan het volk dat de HEERE uitgekozen heeft om Zijn volk te zijn. Het volk dat het voorrecht heeft dat de HEERE steeds naar ze toekomt en laat zien wij Hij is. Ook het volk dat ondanks zoveel liefde van Gods kan steeds weer een opstandig volk is. Dat daarom op het moment van onze tekst voor het grootste deel in ballingschap is.
God heeft dit volk uitgekozen, maar het bestaat uit opstandige stammen. Steeds weer. Als er over opstandige volken gesproken wordt gaat het om de 12 stammen van Israël. Over dat uitkiezen als volk van God en die opstandigheid lezen we al veel eerder in de Bijbel.
Zie Deuteronomium 9:5,6: “Niet vanwege uw gerechtigheid of vanwege de oprechtheid van uw hart komt u hun land in om het in bezit te nemen, maar vanwege de goddeloosheid van deze volken verdrijft de HEERE, uw God, hen van voor uw ogen uit hun bezit, en om het woord gestand te doen dat de HEERE, uw God, uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft. Daarom moet u weten dat het niet vanwege uw gerechtigheid is dat de HEERE, uw God, u dit goede land geeft om het in bezit te nemen, want u bent een halsstarrig volk.”
Ook als in onze tijd het evangelie naar mensen gebracht wordt, geldt dat we daarvan uit onszelf vijandig tegenover staan. We hebben nodig dat de Geest ons hart verandert om werkelijk naar de HEERE met liefde te gaan luisteren. In het Nieuwe Testament vinden we dat o.a., terug in Galaten 1:11,12 en 1 Korinthe 2:13-15:
“Maar ik maak u bekend, broeders, dat het Evangelie dat door mij verkondigd is, niet naar de mens is.
Want ik heb dat ook niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus.”
“Van die dingen spreken wij ook, niet met woorden die de menselijke wijsheid ons leert, maar met woorden die de Heilige Geest ons leert, om geestelijke dingen met geestelijke dingen te vergelijken. Maar de natuurlijke mens neemt de dingen van de Geest van God niet aan, want ze zijn dwaasheid voor hem. Hij kan ze ook niet leren kennen, omdat ze geestelijk beoordeeld worden.
De geestelijke mens beoordeelt wel alle dingen, zelf echter wordt hij door niemand beoordeeld.”
Over dat opstandige lezen we ook als Stefanus van Christus getuigt in Jeruzalem en hij gedood wordt. Stafanus zegt dan o.a. dit: “Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, u verzet u altijd tegen de Heilige Geest; zoals uw vaderen deden, zo doet u ook. Wie van de profeten hebben uw vaderen niet vervolgd? Zelfs hebben zij hen gedood die de komst van de Rechtvaardige aankondigden, van Wie u nu verraders en moordenaars geworden bent. U, die de wet ontvangen hebt door de dienst van engelen, hebt die niet in acht genomen!” Handelingen 7:51-53
We zien steeds weer in het Oude Testament de opstand en de afval van de HEERE. Steeds zien we weer hoe Gods profeten dit aan de orde stellen en tot bekering oproepen.
De situatie van het volk dat in ballingschap is gegaan en nog verder zal gaan, hebben ze aan hun eigen opstandigheid te danken. Daarom moet Ezechiël niet verwachten dat als hij Gods boodschap brengt dat hij dan juichend ontvangen wordt.
Vs 4 We lezen hier nog meer negatieve beschrijvingen van het volk Israël. Dat zijn omschrijvingen die er op wijzen hoe ze zich in de geschiedenis gedragen hebben. Ondanks de liefde waarmee God naar ze toegekomen is.
De HEERE typeert hoe het volk van God op dat ogenblik is. Hierbij worden de volgende woorden gebruikt voor deze typering: Schaamteloos en hardleers.
Letterlijk zegt de HEERE dat dit volk ‘hard van aangezicht’ en ‘hard van hart’ is.
Ze kijken met hun ogen recht vooruit als ze dingen doen die duidelijk tegen Gods wil ingaan. Ze slaan hun ogen niet neer om tot bekering te komen. Ze gaan voor Gods ogen rustig door met een leven in zonde. Dat is maar niet iets uiterlijks. Dat komt uit hun hart. Ze hebben zich verhardt tegenover de HEERE omdat ze volgens hun eigen verlangens en ideeën willen leven.
Het is belangrijk om te zien dat de HEERE zegt dat het er op dat moment zo met het volk voor staat. Dat maakt duidelijk dat het verwijt aan de HEERE dat we in Ezechiël 18 lezen onterecht is. We lezen in Ezechiël 18 dit verwijt: “Het woord van de HEERE kwam tot mij: Wat is er met u dat u dit spreekwoord gebruikt over het land van Israël: De vaders eten onrijpe druiven, en de tanden van de kinderen worden stomp? Zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE, als u dit spreekwoord in Israël nog durft te gebruiken!” vs 1-3
De HEERE zegt in hoofdstuk 3 ook dat het volk niet naar Ezechiël zal willen luisteren, omdat ze niet naar Hem willen luisteren. 3:7
Het is de HEERE die nu juist Ezechiël als Zijn profeet, als Zijn mond naar dit volk stuurt. De HEERE benadrukt dat de taak van Ezechiël is om Zijn mond te zijn. Om Zijn woorden te spreken. Dit wordt heel sterk benadrukt door de woorden: “Zo zegt de Heere HEERE.” Hier wordt het Hebreeuwse woord Adonai gebruikt. Dat maakt duidelijk dat de HEERE (Jahwe) het over alles te zeggen heeft. HEERE met allemaal hoofdletters duidt aan dat het om de enig levende God gaat die als naam heeft: Ik ben die Ik ben, Ik zal zijn die Ik zijn zal.
Deze uitdrukking wordt in het boek Ezechiël opvallend veel gebruikt. 125 keer. Dat zie je vooral als je het met andere Bijbelboeken vergelijkt. Om een paar andere boeken van profeten te noemen: Jesaja 8 keer; Amos 2 keer; Jeremia 1 keer.
Ezechiël hoort heel duidelijk wat zijn taak is.
Vs 5 Ezechiël moet als profeet helemaal op de HEERE gericht zijn. De reacties van het volk mogen hem niet beïnvloeden. Hij mag de boodschap die hij brengt niet aanpassen aan de smaak van de hoorders. De woorden van God zijn zuiver en heilig. Zie Psalm 12:7. Ze moeten zuiver gebracht worden. Dat zal voor Ezechiël moeilijk worden. Hij zal met tegenstand te maken krijgen. Want het volk aan wie hij de woorden van God overbrengt is een ‘opstandig huis’. Dat opstandige zien we steeds weer bij het volk Israël. Zie o.a. ook: Num 17:10; Jesaja 30:9. Het gaat zelfs zover dat de HEERE op bepaalde ogenblikken niet meer van Zijn volk spreekt. Voorbeelden daarvan zijn Exodus 32:7; Hosea 1:9. Vergelijk ook Ezechiël 3:11.
De opdracht in deze situatie voor Ezechiël blijft om de woorden van God uit te spreken. De Here Jezus maakt ook duidelijk dat het spreken en leven volgens Gods wil voor kritiek en vijandschap zal zorgen. Zie o.a. Johannes 15:18-26
Het volk mag geen enkele verontschuldiging hebben. Ze moeten weten dat er een profeet van de HEERE was die echt gezegd heeft wat de HEERE tegen dit volk te zeggen had. Zie ook 33:33
Vs 6 Hoe moeilijk de situatie ook is en zal worden, toch bemoedigt de HEERE Ezechiël. Ezechiël wordt in zijn zwakheid als mensenkind aangesproken. Juist omdat de HEERE die geweldige God die zichzelf in het visioen van hoofdstuk 1 heeft laten zien bij Zijn profeet zal zijn. Hij hoeft niet bang te zijn als hij de woorden van God die de mensen niet aangenaam zijn uitspreekt. De HEERE zal om hem heen zijn. Zoals Christus dat bij de opdracht om het evangelie te verkondigen ook heeft gedaan. De Heere God zorgt voor Zijn trouwe knechten. Altijd.
Dan gaat er veel op Ezechiël als profeet afkomen. Veel kritiek, veel boze en veroordelende woorden. De mensen die zijn prediking horen, zullen hem pijn doen. Zoals ‘prikkels en dorens’ zeer doen als je ze aanraakt. Dorens wijzen ook op andere plaatsen op de tegenstand tegen de HEERE. Zie o.a. Ezechiël 28:24 en Micha 7:4.
Hier gaat het niet om per ongeluk aanraken maar om mensen die lichamelijk en mentaal de profeet pijn willen doen. Net als schorpioenen. Het zal meerdere keren voor Ezechiël voelen alsof hij tussen schorpioenen leeft die hem pijn doen. Dat schorpioenen heel veel pijn kunnen doen, lezen we o.a. ook in Openbaring 9:1-11.
Het zullen vooral de woorden die gesproken worden en de blikken waarmee de hoorders op de boodschap reageren die de profeet moet brengen. Kritiek, harde woorden. Blikken die je aankijken alsof ze willen doden. Ogen die verachting en haat uitdrukken. De Here jezus die onze beslissende profeet is moet dit ook meemaken. Nog erger als Ezechiël. Denk daarbij o.a. aan wat er met Hem gebeurt als hij voor de Joodse Raad staat. Zie Markus 14:53-65.
Deze haat en verachting moet Ezechiël niet verbazen. Hij deelt in de manier waarop Israël als een opstandig huis met de HEERE zelf omgaat. Dit geldt ook voor de tijd na het werk van de Here Jezus. Jezus zegt: “De discipel staat niet boven de meester en de dienaar niet boven zijn heer.
Het moet genoeg zijn voor de discipel dat hij wordt zoals zijn meester, en dat de dienaar wordt zoals zijn heer. Als ze de Heere van het huis Beëlzebul genoemd hebben, hoeveel te meer Zijn huisgenoten!
Wees dus niet bevreesd voor hen, want er is niets bedekt wat niet geopenbaard zal worden, en er is niets verborgen wat niet bekend zal worden.” Mattheus 10:24-26
Vs 7 De HEERE maakt heel duidelijk wat Zijn opdracht voor Ezechiël is. Hij moet hoe het volk ook reageert Gods woorden uitspreken. Hij mag daarmee niet stoppen als ze niet naar hem luisteren. Dat zullen ze gaan doen want ze zijn een opstandig volk. Zie ook bij vers 3.
Gods Woord moet in alle omstandigheden klinken. Een profeet moet als het nodig is tegen alle tegenstand in brullen als een leeuw. Zie Amos 3:7-11
Vs 8 De HEERE spreekt Ezechiël aan in zijn zwakheid. Hij is een mensenkind. Zie bij vers 1. De mensen om Ezechiël heen kunnen heel bedreigend zijn. Het kan hem de moed ontnemen. Hij kan bang worden en daarom stil blijven. In die omstandigheden roept de HEERE Zijn profeet op om te luisteren naar Hem. Om zich te concentreren op de Here God! Een mens kan alleen alleen blijven staan als die op God, op Christus let. Zie Hebreeën 12:1,2; Openbaring 5:5.
De omstandigheden mogen Ezechiël niet opstandig maken zoals het volk opstandig tegenover de HEERE is. Hij moet in zijn voorbeeld ook laten zien dat alleen gehoorzamen in liefde voor mensen echte toekomst geeft. Juist het luisteren naar de HEERE en dat blijven doen is wat ieder mens nodig heft. Hierin heeft Christus ook als de profeet het voorbeeld laten zien. IK geef nu twee voorbeelden daarvan.
- “Jezus zei tegen hen: Mijn voedsel is dat Ik de wil doe van Hem Die Mij gezonden heeft en Zijn werk volbreng.” Joh 4:34
- “Ik kan van Mijzelf niets doen. Zoals Ik hoor, oordeel Ik en Mijn oordeel is rechtvaardig, want Ik zoek niet Mijn wil, maar de wil van de Vader, Die Mij gezonden heeft. Als Ik van Mijzelf getuig, is Mijn getuigenis niet waar. Er is een Ander Die van Mij getuigt, en Ik weet dat het getuigenis dat Hij van Mij getuigt waar is.” Johannes 5:30=32
Ezechiël krijgt nu een heel concrete opdracht. Hij moet eten wat God hem geeft. De HEERE laat hem zien wat hij moet eten.
Vs 9 Ezechiël ziet nu een hand die naar hem uitgestoken is. In die hand is er een boekrol. We zullen hier aan een boekrol van papyrus moeten denken. Ezechiël is niet de enige die van de HEERE een boekrol te eten krijgt. We zien dat ook bij Jeremia. Zie Jeremia 1:9 en vergelijk dit met Jeremia 15:16. Zie ook Openbaring 10:8-11
De boerkrol komt van God. Zijn hand geeft het aan Ezechiël.
Vs 10 Het eten van een boekrol duidt erop dat de profeet die het eet de woorden die er in de boekrol staan moet uitdragen als de boodschap van God! De mensen moeten weten wat God dan in de omstandigheden te zeggen heeft.
De inhoud van deze boekrol wordt gekenmerkt door: “klaagliederen, zuchten en weeklachten”. Geen vrolijke boodschap. Het eerste deel van opdracht van Ezechiël is dat hij de oordelen van God die zeer doen aan het volk moet vertellen. Het oordeel van God over het opstandige volk moet dat volk horen. Dat is niet maar een korte boodschap die snel voorbij is. Nee, de boekrol staat er vol van. De ruimte op een gewone boekrol was te klein om het op te nemen. Daarom is deze boekrol, wat niet gebruikelijk was, van binnen en van buiten beschreven.
Je ziet hier ook dat Gods boodschap hier al vast ligt. Dat is nu niet meer te veranderen. Het volk is zo hardnekkig opstandig geweest dat deze dingen over dit volk moeten komen. Ze moeten het weten. Ze zullen weten dat een profeet van de HEERE zelf bij hen is. Een profeet is iemand die Woorden doorgeeft zoals de HEERE ze laten horen of zien. Anders ben je geen echte profeet. Zie ook Deuteronomium 18:18-20.