SPEELGOED, ETHIEK EN BAVINCK

 

Vadertje staat. Het klinkt warm en vertrouwd. De staat die voor je wil zorgen. In de praktijk zie je dat vadertje staat graag al meer de dienst in alles wil uitmaken. Zelfs een liberale minister die er voor staat om de staat klein te houden, wil zelfs er voor zorgen dat er in de speelgoedwinkel volgens een staatsgodsdienst de winkel wordt ingericht. De emancipatiegodsdienst wil dat er geen onderscheid  tussen jongens en meisjesspeelgoed meer wordt gemaakt. Dat de HERE de man als man en de vrouw als vrouw heeft gemaakt moet weggevaagd worden. Je mag zo zelfs eigenlijk niet meer denken. Je mag je kinderen zo ook niet opvoeden. Dat zou discriminatie zijn. Zonder dat ik hiermee zeg dat elke jongen stoer moet zijn en elk meisjes van poppen moet houden. Dat is iets wat we in de Bijbel niet terugvinden. Dat is niet wat hoort bij de verschillende taken die de HERE aan man en vrouw geeft.

Waar halen we nu onze normen vandaan?  Waarom hechten we als christenen aan het onderscheid tussen man en vrouw? Omdat de HERE dat onderscheid gegeven heeft in de schepping. Wil je zien wat de taak van ons als mensen is. Als je wilt zien wat het doel van ons leven is moet je naar het Woord van God als onze Schepper. De dictatuur die deze normen en vrijheid niet accepteert heeft alles te maken met een denken vanuit de evolutie. Waarin niet erkend wordt dat de HERE ons met Zijn doel dat goed is gemaakt heeft. Dat laatste komt zo mooi uit in het boek: Gereformeerde Ethiek van Herman Bavinck. Dit boek is meer dan 100 jaar nadat het geschreven is ontdekt en vorige week uitgegeven. Ik geef hier graag een aantal heel belangrijke zinnen van de eerste bladzijde van hoofdstuk 1 weer. Ze zijn meer dan 100 jaar nadat ze geschreven zijn wel heel actueel in het Nederland waar ministers het onderscheid tussen mannelijk en vrouwelijk willen uitwissen. Tot in de speelgoedwinkel toe.

Hieronder deze zinnen:

“Het is een groot verschil of men zegt: de mens is beeld, zoon van de chimpansee en oerang-oetan of beeld, zoon van God, of hij is van beneden of van boven. Dat beheerst heel de ethiek. Buiten de Bijbel is er geen antwoord te geven op de vraag: waarvandaan is de mens, en dus ook niet op: wat is hij of waar gaat hij heen?  Dan gist, vermoedt, onderstelt, filosofeert men. De Grieken hielden de mensen voor autochtonen, vanzelf, bij toeval, uit de aarde voortgekomen. En  hedendaags , onder de invloed van het materialistisch pantheïsme, dat alle grenzen uitwist, alles nivelleert, eenvormig maakt: door een reeks van verloren en uitgestorven tussenvormen (soorten) onder invloed van teeltkeus en levensstrijd over een reeks van duizenden van jaren uit een aap.  …….

Wij hebben een gans ander uitgangspunt en krijgen dus een andere ethiek. Op darwinistisch standpunt is er geen ethiek in eigenlijke zin. Door het geloof verstaan wij, dat de mens geschapen is naar Gods beeld. Hij is Gods geslacht , Hand 17:28. Dit moet vooropgaan en vaststaan bij onze beschouwing van de mens. Elke beschouwing gaat uit van een axioma,  uitgangspunt, geloofsstelling, hypothese. Ook Darwin: zijn geloofsstelling is: de mens is een ontwikkeld dier. Wij: de mens is beeld van God.” H. Bavinck Gereformeerde Ethiek Kokboekencentrum Utrecht 2019 p. 54