Broeders en zusters, jongens en meisjes, geliefde gemeente van onze Here Jezus Christus

 

Een paar weken geleden kreeg ik een mail die ik las en waarschijnlijk werden mijn ogen al groter van verbazing en verontwaardiging.   Ik lees het eerste deel van het mailtje even voor:

Geachte Ds Visser.
Om maar gelijk met de deur in huis te vallen. We hoorden als U alles had geweten dan was U niet overgestapt naar de GKN.
Klopt dit?”

Mensen vertellen dingen die je heel veel schade kunnen doen. Die een helemaal verkeerde indruk van een ander kunnen geven. Die soms ook invullen wat er in het hart van een ander zou spelen zonder dat ze zelf echt met jou gesproken hebben. Mijn antwoord op dit deel van de mail was:

“U mag tegen de mensen die het u verteld hebben zeggen dat dit niets anders dan een leugen is! Ik en ook wij als gezin zien met grote dankbaarheid terug op onze overgang naar de GKN. Wij leven en werken hier in de gemeente en ook in de andere kerken met grote blijdschap. Dat kunt u de mensen die het u verteld hebben ook laten weten. u mag deze mail daarvoor gebruiken. Ik zal mensen met blijdschap aanraden om bij de GKN aan te sluiten.” 

Dit is mij nu overkomen maar gebeurd dit heel vaak? Zelfs ook niet onder ons als gemeente? Het is goed om niet alleen te kijken naar wat volgens ons anderen verkeerd doen. Hoe gaan wij in de gemeente met elkaar om? Praten wij in liefde met elkaar?  Of praten we nogal eens over elkaar zonder om echt met de ander in gesprek te zijn geweest? Zijn we in liefde samen gemeente rond Gods ene Woord om daar samen naar te luisteren, van te leren en te leven? of hebben we elkaar ingedeeld in groepen waarin de een erg straks is of de ander toch wel een beetje verdacht verlicht? Beoordelen we een ander vanuit onze eigen gedachten als toch niet meer zo gereformeerd of wel erg bekrompen? Is dit de manier waarop we naar anderen kijken en daardoor vanuit ons eigen perspectief altijd maar weer kritisch naar elkaar? Of leven we vanuit de liefde voor de HERE en Zijn Woord in de eerste plaats kritisch naar onszelf en willen we samen van de HERE leren en vinden we samen ons blijdschap in Christus. Dat zijn de dingen waar we het over moeten hebben. De HERE zet ons in het 9e gebod in de spiegel waar we in de eerste plaats zelf in hebben te kijken. We komen zo met ons hart en onze mond rechtstreeks voor de HERE te staan.  Ik verkondig jullie het evangelie over het 9e gebod en daarbij dan ook veel aandacht voor Jakobus 3:9-12

Onder het volgende thema: 

 

 

LAAT ONZE MOND DOOR DE LOF OP GOD BEHEERST WORDEN

 

  1. Om God te loven

  2.  Om zo onze naaste liefde te bewijzen                   

 

1. Om God te loven

 

Jakobus is in zijn brief heel sterk op de praktijk van het leven gericht. Jakobus ziet namelijk het gevaar dat mensen heel mooi over God, over Christus, over de kerk en over de Bijbel kunnen praten maar als je naar de praktijk van hun leven kijkt blijft daar niet veel van over. Veel over geloof praten maar in je leven trek je je eigenlijk weinig van God en van het Woord van God aan. Dat je dan geen echte gelovige bent, dat je er dan niet op moet rekenen dat de HERE je vergeeft en zegent zegt Jakobus heel duidelijk in hoofdstuk 1. Hij maakt daar duidelijk dat  leven voor Gods ogen ook alles te maken heeft met de manier waarop jij jouw tong gebruikt. Luister maar naar Gods Woord daar: “En wees daders van het Woord en niet alleen hoorders. Anders bedriegt u uzelf. …… Als iemand onder u denkt dat hij godsdienstig is, en hij zijn tong niet in toom houdt, maar zijn ​hart​ misleidt, dan is zijn godsdienst zinloos.” Vs 22,26 HSV

Dit heeft ook alles met het omgaan met elkaar, met het liefhebben van elkaar te maken. Liefhebben is juist dat we het ook doen en er niet  alleen over praten. Het is veel meer dan af en toe daarover mooie woorden spreken. De Heilige Geest zegt dat in 1 Joh 3:18,19 zo tegen ons: “Kinderkens, laten wij ​liefhebben​ niet met het woord of met de tong, maar met de daad en in waarheid. 19Hieraan zullen wij onderkennen, dat wij uit de waarheid zijn en voor Hem ons ​hart​ overtuigen”.   

Ook in Jak 3:9 noemt Jacobus heel duidelijk de praktijk. Hij ziet het al voor zich dat we de kerk inkomen. We komen naar het evangelie luisteren. Samen hebben we de HERE grootgemaakt in het zingen en het bidden. We komen uit de kerk. We staan op het kerkplein, we zitten thuis aan de koffie, we hebben na de kerkdienst visite en praten samen. Tijdens dat gesprek komen onze negatieve gedachten  en gevoelens over anderen in de gemeente al gauw naar boven. Bepaalde mensen  schrijven we af. Ze zijn eigenlijk niet gereformeerd. Ze denken niet zoals ons.  Jakobus ziet dit kwaad steeds weer in de gemeente gebeuren. We loven God in de kerkdienst maar die liefde van God werkt in ons leven niet uit dat we vol liefde over de ander spreken. Dat we als we met de ander een probleem hebben niet met hem of haar gaan praten. Wij denken te weten wat de ander denkt en waarom de ander zo denkt en daarin klinkt dan veel wantrouwen door.

Het is nu belangrijk om hieruit geen verkeerde conclusie te trekken. Nu moet je niet zeggen dat we dan ook maar moeten ophouden met het loven, het prijzen, het zegenen van onze Here en Vader. Nee, dat we de HERE aanbidden, dat we vol ontzag en eerbied, dat we vol verwondering over de HERE en Zijn grootheid spreken is iets wat we moeten blijven doen. Ook dat heeft alles met het negende gebod te maken. Dat belijden we in het laatste gedeelte van Zondag 43 zo: “Verder dat ik in rechtzaken en in alle andere handelingen de waarheid liefheb, oprecht spreek en belijd”.  Let erop dat hier gezegd wordt dat de HERE van ons vraagt dat we overal  “de waarheid …. belijden.”  De kern daarvan is dat we God kennen als de enige God, Christus als de enige Verlosser en de Heilige Geest als de enige die door het Woord van God ons van de waarheid kan overtuigen. Juist als je de HERE kent en Hem in alles wil kennen,  leer je om Zijn naam op deze wereld uit te roepen. Te getuigen van Christus als de enige Redder voor mensen die door hun zonden schuldig tegenover God staan. Om juist aan anderen te laten zien wat de waarheid is en dat die waarheid er niet is zonder het kennen en leven in liefde voor de HERE en Zijn Woord.  Dat is een christelijk leven en dat is dus ook een echt gereformeerd leven.

Dat heeft alles te maken met de vraag: “Wat is het doel van je leven?” Waar leef je voor, waar ga je voor in je leven?  Dan moeten we goed bedenken dat de HERE ons gemaakt heeft, Hij heeft ons naar Zijn evenbeeld geschapen. Het doel waarmee de HERE ons gemaakt heeft,  is dat wij Hem zouden kennen en dat wij door ons hele leven Hem zullen loven en prijzen. (vr/ant 6 HC) Dat ons leven op Hem, op Christus en Zijn woorden gericht is en dat we over Hem en Zijn woorden alleen maar goede woorden tegenover onze naaste spreken.  Dat we onszelf en alles om ons heen toetsen op de inhoud. Of het volgens Gods Woord is. Dat is ook wat we in art 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis samen belijden: “Men mag ook geen geschriften van mensen, hoe heilig de schrijvers ook geweest zijn, op één lijn stellen met de goddelijke Schriften, ook de gewoonte niet met Gods waarheid - want de waarheid gaat boven alles -, evenmin het grote aantal, de ouderdom, de ononderbroken voortgang in de tijden of de opvolging van personen, of de concilies, decreten of besluiten. Want alle mensen zijn uit zichzelf leugenaars (Ps. 116 : 11) en ijdeler dan de ijdelheid zelf.” 

De lof op God heeft ook alles te maken met de manier waarop wij met elkaar en ook met andere mensen omgaan in ons spreken. Omdat de ander ook een bijzonder schepsel van God is. Waarom is het negatief praten over anderen, het zelfs totaal afschrijven, vervloeken van een ander zo erg in Gods ogen? Omdat ook die ander als Gods evenbeeld geschapen is. Het is duidelijk dat Jakobus in vers 9 daarbij naar Gen 1:26 terugverwijst. Dat de HERE ons bij de schepping volgens Zijn beeld en gelijkenis gemaakt heeft, geeft ons een bijzondere verantwoordelijkheid tegenover elkaar als mensen. Als wij het leven van een ander aantasten, stuk proberen te breken, beschadigen we het speciale werk van God. Dat maakt de HERE ook weer duidelijk als Hij na de zondvloed een nieuw begin met de mensheid maakt. We horen de Here God dan tegen Noach zeggen: “Wie het bloed van  mensen ​ vergiet, diens ​bloed​ zal door de mens vergoten worden, want naar het beeld Gods heeft Hij de mens gemaakt.” Gen 9:6

Ik kan me voorstellen als je toch nog met een vraag zit. Hoe kan het nu dat wij mensen na de zondeval nog Gods beeld van Hem zijn? Dat is toch niet meer zo? Wij hebben toch juist bij de zondeval tegen God gekozen? Ongelovigen zijn toch zeker geen beelden van God?

Let er dan op dat Jakobus hier niet zegt dat ieder mens als beeld van God leeft! Hij laat wel zien dat elk mens nog altijd de opdracht heeft om als Gods beeld te leven. Bij die verantwoordelijkheid hoort ook dat we onze naaste als beeld van God behandelen. Ook als ze dat niet willen zijn. Dat we ieder mens op aarde, onze naaste, als een speciaal schepsel van God behandelen. Een mens die een speciale positie in de schepping gekregen heeft van de Schepper. Dan is het ook juist weer zo belangrijk dat wij als gelovige die liefde van God naar de ander toebrengen. Dat we zo ook als gemeente ons gedragen en bekendstaan. Ook met onze woorden en dat in onze woorden de liefde voor de ander doorklinkt. Om juist die ander ook bij Christus te brengen als de enige Verlosser van onze schuld en zonden. Om de ander te laten zien dat alleen een leven waarin we onszelf verloochenen,  waarin we willen breken met de zonden ons weer leert om als beeld van God op aarde te leven. Door steeds weer in liefde te zien op Christus die ons in Zijn leven heeft laten zien wat leven als beeld van God betekent.

Dan leer je ook om niemand als minderwaardig te behandelen. Wie slecht over een ander spreekt, wie een ander vervloekt tast een schepsel aan die naar Gods beeld gemaakt is. Dan ben je met je gedrag, met je mond bezig om de eer van God, de lof op Zijn naam aan te tasten. Wij loven de HERE met onze mond en tong wanneer we onze mond en tong zo gebruiken dat we daarmee de ander liefde bewijzen. We zien dat in het tweede punt.

 

2. Om zo onze naaste liefde te bewijzen

 

Het spreken over de HERE tot onze naaste, het leven met Christus bepaalt ook onze omgang  met onze broeders en zusters en met ieder mens die je in je leven ontmoet.

Het is niet goed als uit jouw of mijn mond  zegen en vervloeking komt. Het is niet goed als onze mond en tong en natuurlijk ook ons hart  niet door de liefde van Christus en daarom door liefde en ontferming voor de ander beheerst wordt.

Als jij van iemand anders zegt:  Hij heeft dat gezegd maar ik ben er bijna zeker van dat hij dat niet meent. Volgens mij bedoelt hij het anders, helemaal niet zo positief zoals hij het zegt,  zondig je door zo over iemand te praten. Als jij dit niet zeker weet.  Als je dan bij dat gesprek staat en je blijft  luisteren en zegt er niets van ben je bezig om aan zo’n zonde medeplichtig te zijn. We laten ons heel gauw daardoor meeslepen en zijn zo geneigd om het negatieve over een ander te horen. Dan zijn we op die manier bezig met onze  mond waarmee we net de HERE grootgemaakt hebben iemand die Hij als Zijn beeld gemaakt heeft af te breken. Misschien wel iemand in een geweldig slecht daglicht te plaatsen, iemand te vervloeken.

Vervloeken betekent dat je uitspreekt dat jij eigenlijk niets meer met die ander te maken wilt hebben. Dat die ander wat jou betreft altijd zonder Gods zegen en zonder de vergeving door de Here Jezus verdiend,  kan leven.  Als je daaraan denkt is het belangrijk om in herinnering te brengen wat onze Heiland zelf gezegd heeft. Hij leert ons in de Bergrede o.a: “Maar Ik zeg tegen u die dit hoort: Heb uw vijanden lief; doe goed aan hen die u haten. 28Zegen​ hen die u ​vervloeken, en ​bid​ voor hen die u belasteren.” Luk 6:27,28 HSV

Juist door het gebed om Gods liefde in je leven, leer je door Gods kracht als kind van God anders te zijn. Al kost dat je heel veel strijd en gebed. Dan leer je om ver weg te staan in je leven van het vervloeken van een ander. Dan wil je je ver houden van slecht en vol wantrouwen over een ander spreken. Als er dan verschillen zijn,  praat je daarover met de ander. Dan ga je het gesprek aan. Als het om publieke zaken gaat ga je het publieke gesprek aan zonder om er vanuit te gaan dat de ander het slecht bedoelt. Ga je samen het gesprek aan waarbij de Bijbel opengaat en we vragen wat zegt de HERE, wat is de echte wijsheid.

Als je dan zelf onder het roddelen en slecht spreken over jou gebukt gaat, is het heel belangrijk om ook dan op de Here Jezus te letten. Om er aan te denken hoe Hij eronder door ging en toch liefde bleef bewijzen. Hij die vol van liefde was, Hij die echt volledig in liefde als beeld van God geleefd heeft, werd de overste van de duivel Beëlzebul genoemd. Hij wordt als Godslasteraar veroordeeld terwijl niemand op aarde ooit zo zuiver en zo vol liefde Gods Naam hooggehouden heeft.   Jezus Christus heeft zichzelf  laten vervloeken. Hij heeft zich door God en mensen laten vervloeken om er voor te zorgen dat wij niet meer door God vervloekt zouden worden.  De Here Jezus  heeft zelfs toen Hij aan het kruis gespijkerd werd voor de mensen  gebeden die Hem uit haat aan het kruis gebracht hebben terwijl Hij juist steeds de echte liefde van God heeft laten zien. De Here Jezus heeft zelfs voor ons gebeden die Hem door onze schuld en zonden onder Gods vloek gebracht  hebben. Toch heeft de Here Jezus voor ons uit liefde geleden zonder ons op een of andere manier te vervloeken. Als je dat ziet moet je je afvragen of jij nog lelijk en slecht over een ander kunt spreken. Dan moeten we in ons eigen hart kijken. Leven we op dit punt echt uit geloof samen? Echt vanuit de liefde van God? Is het echt zo dat we vanuit ons hart door Gods liefde “de eer en goede naam van onze naaste zoveel we kunnen verdedigen en bevorderen”?

De dingen die we zeggen gaan verder als alleen maar het gebruik maken van je tong. De dingen die we zeggen hebben alles met ons hart en onze verhouding met Christus te maken. Het is ook daarom dat de Here Jezus in Matt 15:11 zegt: “Niet wat de mond binnengaat, maakt de mens ​onrein, maar wat de mond uitkomt, dat maakt de mens ​onrein.”

Als wij met onze mond  mensen kwetsen door dingen te zeggen die ze niet gedaan of gezegd hebben. Of  door te zeggen dat ze het  zonder liefde en zorg deden zonder dat je zeker weet dat het zo is. Als je op zo’n manier de een tegenover de ander wantrouwig maakt ben je ook bezig levens van mensen, van broeders en zuster af te breken. Dan sta je daarmee echt in dienst van de duivel. Als we mensen op zo’n manier onnodig innerlijk pijn, doen maken we onszelf onrein voor God. Dan zorgen we er zelf voor dat het in gemeenschap leven met God ons voorbij gaat.

De liefde van God in Christus schijnt zo duidelijk en heerlijk dat het niet zo kan zijn dat we als christenen dubbelhartig willen zijn. Dat we dat in ons leven toestaan. Je wilt niet meer met een dubbele tong spreken. Dan wil je je tong niet meer in dienst van God en in dienst van de duivel gebruiken. Dat kan in ons leven niet naast elkaar blijven staan. Soms krijg je de indruk dat we daar toch genoegen mee nemen. Dan zegt iemand met wie je daarover gesproken hebt: “Dominee u weet toch ook wel dat we zondige mensen zijn.” Toch moet je hiervan zeggen dat het  niet anders dan een zondig excuus is waarachter we ons nooit mogen  verschuilen. De HERE wil van ons, en daarvoor heeft Hij ook Zijn Geest gegeven,  geen dubbel leven. In geen enkel opzicht. Ook niet als het gaat om de dingen die we zeggen. De Here Jezus zegt daarvan in Matt 12:35-37: “Een goed mens brengt uit zijn goede schat goede dingen voort, en een slecht mens uit zijn boze schat boze dingen. Maar Ik zeg u: Van elk ijdel woord, dat de mensen zullen spreken, zullen zij rekenschap geven op de dag van het oordeel,  want naar uw woorden zult u gerechtvaardigd worden, en naar uw woorden zult u veroordeeld worden.”

Juist omdat het zo is, doet de Heilige Geest, doet Jacobus een heel indringend beroep op ons als gemeente met de woorden: “Dit moet, mijn broeders, niet zo zijn.” Deze oproep wordt dan in de Jakobus 3 hierna nog duidelijker gemaakt met drie beelden uit de natuur. Het is toch onmogelijk dat uit dezelfde bron zoet en bitter water tegelijk komt? Het is toch onmogelijk dat een vijgenboom die gewoon groeit olijven aan zijn takken krijgt? Het gebeurt toch ook niet dat aan een wijnstok die je gewoon laat groeien vijgen komen als vruchten? Hiermee laat Jacobus zien hoe onmogelijk het voor een kind van God moet zijn om op twee manieren te spreken. Om er een dubbele tong op na te houden. Jakobus besteedt op nog andere plaatsen in zijn brief aandacht aan de zonde met onze tong, met onze woorden. Dat laat zien hoe verleidelijk dat altijd weer is, hoe moeilijk we het daar vaak mee hebben. Hoe vaak het leven in Christus’ gemeente, hoe de eenheid van de gemeente daardoor bedreigd wordt.  Hoe zo ook de eer van God dan wordt aangetast.

“Dit moet, mijn broeders, niet zo zijn.” Deze woorden worden ook tegen ons als gemeente van Zwolle in 2017 gesproken.  Dan moeten we ons afvragen: Is dit als we eerlijk zijn een goed punt  onder ons? Praten we niet meer over elkaar dan met elkaar? En dan ook nogal eens negatief? Kennen we de redenen waarom de een met dit idee komt en de ander met een ander? Kennen we de reden waarom de een misschien geen voorstander is van een bepaald iets en een ander juist wel? Hebben we daarover met elkaar gesproken of hebben we de ander al in een bepaald vakje een plaats gegeven? Een vakje waar die ander volgens ons zit en waar wij niet bijhoren en dus ook niet met een open gemoed en een open Bijbel praten. Laten we als hele gemeente op dat punt steeds weer aan bekering  werken. Dat vraagt onze hemelse Vader in Zijn liefde van ons. Dan is het heel belangrijk dat als we zo de kerk uitgaan of thuis zitten niet zeggen: Dat mag die of zich wel eens aantrekken. Nee, laten we ons allemaal eerlijk voor Gods ogen beproeven en laat de bekering bij onszelf beginnen. Anders leven we niet tot eer van God en tot lof van onze Schepper.

Broeders en zusters, gemeente van Christus laat het toch niet zo zijn dat uit onze mond vervloeking en zegen komt. Laten we toch steeds weer bidden dat de Heilige Geest onze tong en mond heiligt. Laat voor eeuwig uit onze mond en ons hart verdwijnen het excuus: Maar we zijn ook maar zondige mensen.

Laat onze tong en mond toch beheerst worden door de liefde van God en daardoor door de liefde tot onze naaste. Dan zal onder ons ook de liefde bloeien in de dingen die we tegen en over elkaar zeggen. Dan gaan we ons veilig bij elkaar voelen. Dan komt dat echte gesprek vanuit Gods liefde bij de open Bijbel. Dan komt er opbouw van de gemeente en anders kunnen we het hoe actief we ook organiseren maar vergeten. Laten we steeds weer bidden om Gods liefde zodat we graag willen leven in liefdevolle gehoorzaamheid aan Christus ook als het om het negende gebod gaat.

 

AMEN