KINDERDOOP DUIVELS?
In het Reformatorische Dagblad van 9 juli 2025 stond te lezen dat de evangelist Leendert van den Heuvel tot de volgende uitspraak kwam: “Ik geloof dat ik door de kinderdoop een verbond aangegaan ben met de duivel.” Dit is zo ver van de waarheid zoals we die in Gods eigen Woord lezen. Hieronder lees je een lezing die ik in 2011 heb gehouden en een preek die ik in 2024 heb gehouden. Daarin wordt juist vanuit Gods eigen Woord de rijkdom van de doop van kinderen aangewezen. De zekerheid die je daarin mag vinden, omdat Gods belofte daarin juist vanaf het begin van je leven naar je toekomt. Laten we die door God gegeven rijkdom op waarde schatten!
KINDERDOOP ECHT NODIG OOK IN 2011
Inleiding
Het artikel dat je hieronder leest is een lezing die ik 26 mei 2011 in Nijkerk over de kinderdoop gehouden heb. De aanleiding voor deze inleiding is dat ook in de Gereformeerde Kerken er geluiden te horen zijn die erom vragen om ook het opdragen van kinderen toe te laten als ouders bezwaren hebben tegen de kinderdoop.
Het verhaal wat je hier vindt, noemt niet alle argumenten voor de kinderdoop.Er zou nog veel meer te noemen zijn.
Hieronder volgt de lezing zoals die in Nijkerk gehouden is.
De tijd
We leven in 2011. We leven in dat jaar in West-Europa. In Nederland. Daar moeten we heel goed rekening mee houden. Dat betekent dat we in een bepaalde cultuur, een bepaalde denk en voelwereld leven. Die we ook zelf niet buiten de deur houden. Die ook invloed op ons eigen leven heeft. Die wereld is er niet alleen buiten ons maar ook in ons. Dat maakt ook voorzichtig en bescheiden als je gaat toetsen. Dan moet het niet alleen een toetsen zijn van wat je buiten je eigen wereld ziet, maar ook van wat je in jezelf ziet. Ook er op letten hoe je ook zelf door de geest van de tijd beïnvloed wordt en bent.
Als we het dan hebben over de doop van de kleine kinderen van gelovige ouders zien we hoe juist in onze tijd mensen problemen met de kinderdoop hebben of krijgen. Het is opvallend als je let op perioden in de geschiedenis waarin er veel verzet tegen de kinderdoop is het persoonlijke en het zelf kiezen ten koste van het samenleven en samen volk van God zijn sterk naar voren komt.
Je ziet dat terug in de eerste eeuwen bij de Montanisten. In de tijd van de reformatie bij de wederdopers en de doopsgezinden, in de 19e eeuw bij de baptisten en in onze tijd lijkt het of het al meet algemeen om zich heen grijpt.
Je ziet in kerken die officieel met vraag en antwoord 74 van de Heidelbergse Catechismus belijden dat de jonge kinderen in de kerk van Christus gedoopt moeten zijn er al meer ruimte gevraagd wordt. Ook ruimte voor mensen in de kerk die hun kinderen niet willen laten dopen. De kinderdoop als een mogelijkheid in de kerk. Soms nog de mogelijkheid die de voorkeur verdiend en waar je mensen toe wilt trekken maar zeker niet als de enige mogelijkheid.
Je ziet hoe deze discussie ook in de Gereformeerde Kerken de laatste tijd gevoerd wordt. In artikelen van ds. van der Hoeven, ds. Roosenbrand, het verslag van de uitspraak van de classis Amsterdan-Leiden. In het voorgaan van Stefan Paas in een baptistengemeente. Als je wat breder kijkt zie je ook in het pas verschenen boek Marginaal en Missionair van ds. W. Dekker dat er ruimte gelaten wordt voor de opvatting ja of nee kinderdoop.
Ook als je in de gemeente met broeders en zusters spreekt, voel je hoe er onzekerheid komt. Is het echt nodig om aan iedereen in de gemeente de verplichting op te leggen om hun kind te laten dopen? Als mensen in de gemeente daarmee moeite hebben waarom zou je ze dan niet de mogelijkheid geven om hun kind op te dragen en niet te laten dopen?
Is het eigenlijk niet heel mooi om je kind op te dragen en de doop te laten wachten tot het belijdenis doen? Dan heb je nog iets om naar uit te kijken. Zo’n symbool van iets heel nieuws bij het belijdenis doen is toch heel mooi en aansprekend? Ja, en dat een kind gedoopt wordt dat zelf nog niet gelooft, is toch wel een beetje vreemd. Dat kind heeft zelf nog niet voor God gekozen en wie zegt dat die het gaat doen en toch wordt dat kind wel aan God verbonden. Neem je dan dat kind, dat mens wel serieus? We mogen en moeten toch zelf kiezen. Ook kiezen of we wel bij Christus en bij de kerk willen horen? Het zullen vragen en opmerkingen zijn die u bekend in de oren klinken. Misschien ken je ze wel vanuit je eigen hart.
Collectief of individueel
Een heel belangrijke oorzaak van deze vragen en opmerkingen is de overgang van een denken vanuit het samen volk van God zijn naar de nadruk op mijn eigen ik. Hoe dat denken voor een omslag kan zorgen en ook brengt tot een andere manier van Bijbellezen zie je heel duidelijk in een recent boekje van de Nederlands Gereformeerde emeritus predikant H. De Jong. Ik geef een heel belangrijk citaat uit zijn betoog.
Let erop dat dit gedeelte niet over de doop gaat, maar het wel heel duidelijk maakt hoe in de Bijbel vaak anders gesproken wordt dan wij denken en voelen in de maatschappij van vandaag. Hier komt het citaat: “De moeite die wij in de tegenwoordige tijd met de openlijke beleving van de homoseksuele geaardheid hebben schrijf ik dus toe aan het niet zien van de ontwikkeling in de samenleving van collectief naar individueel, wat ons voorzichtig zou moeten maken met het toepassen van Bijbelse verboden op hun situatie. Deze ontwikkeling van collectief naar individueel wordt in de bijbel zelf trouwens al enigszins zichtbaar. Terwijl het oude Israël collectief uit Egypte trok zijn het bij de terugkeer uit Babel meer individuen geweest (‘allen wier geest God had opgewekt om op te trekken’, Ezra 1:5) die de terugtocht ondernamen. Daar kunnen we de prediking van de profeten op aankijken die ervoor gezorgd heeft dat uit het volkstotaal een ‘rest’, een overblijfsel, van persoonlijk gemotiveerden ontstond. Dan, wordt in het Oude Testament het volk Israël overwegend collectief aangesproken, de brieven aan de nieuwtestamentische gemeenten zijn in het meervoud geredigeerd. En terwijl in het Oude Testament alleen de jongens besneden werden (de meisjes waren in de jongens begrepen), zie je in het Nieuwe Testament ook de meisjes (Lydia) dat sacrament ontvangen, wat alles op een zekere individualisering van de samenleving wijst. Deze individualisering is daarna verdergegaan, zoals blijkt uit de afschaffing van de slavernij en de vrouwenemancipatie. En nu zijn de homoseksuele aan de beurt. Daaraan zien we dat de Bijbelse leer een doorlopende en geen doodlopende weg is. En dat geeft mij de vrijmoedigheid om in de Bijbelse verboden terzake iets tijdgebondens, iets achterhaalds te zien. We behoeven evenwel deze regels daarom niet te schrappen (Verderf niet; er ligt een zegen in!’, Jes 65:8), een historisch lezen van de Schrift volstaat.” De Weg Tien stellingen over de Bijbel. p. 34,35
Je ziet hier hoe de cultuur van vandaag beslissend wordt voor het lezen en toepassen van het Woord van God. We laten ons dan niet meer echt corrigeren door Woord van de eeuwige God dat richtinggevend en goed is voor mensen van alle tijden en culturen. Als we al meer gaan denken vanuit het individuele, vanuit mijn eigen persoon dan zal de doop van de kinderen van de gelovigen al meer onder druk komen te staan. Want de doop van de kleine kinderen is juist gegrond in Gods verbond met Zijn volk. Dat is geen denken vanuit een bepaalde cultuur, maar daarin laat de HERE zien wie Hij is en hoe Hij verbonden wil Zijn met Zijn volk en zo ook aan ieder persoonlijk onder Zijn volk.
Heel het huis
Juist vandaag hebben de gedeelten in de Bijbel waar gesproken wordt over het dopen van iemand met zijn hele huis grote betekenis. Het gebeurt nogal eens dat deze gedeelten als een duidelijk bewijs voor de kinderdoop makkelijk aan de kant worden geschoven. Met de heel makkelijke opmerking: er staat nergens dat er ook echt kinderen of echt kleine kinderen in zo’n huis waren.
Als we eens goed kijken naar wat de Heilige Geest ons over de doop zegt als het gaat om de doop van mensen en hun huis zien we dat daarin een geweldig bewijs voor de kinderdoop ligt. Je ziet daarin Gods liefde en trouw voor de kinderen van de gelovigen. Laten we samen eens naar deze gedeelten in Gods Woord kijken.
Eerst eens kijken waar er in het Nieuwe Testament gesproken wordt over het dopen van iemand met zijn of haar huis.
- Dan komen we eerst uit bij de Romein Cornelius. Petrus moet leren om ook naar de heidenen te gaan en ook samen met ze te eten. De Here heeft hem op het dak van
het huis van Simon de leerlooier laten zien dat er geen onrein voedsel meer is. Dat hij bij heidenen in huis mag gaan. Knechten van Cornelius komen Petrus halen om juist aan hem en zijn huis het evangelie te brengen. Meer over Christus te vertellen. Petrus ziet hoe mensen in dat huis van Cornelius gaan geloven, hoe de Heilige Geest daar over hen komt. Daarover spreekt Petrus later als hij zich tegenover de gelovigen uit de Joden verantwoordt. Dan vertelt hij dat een engel van de Here tegen Cornelius voor die tijd gezegd heeft: “Stuur mannen naar Joppe en ontbied Simon die ook Petrus genoemd wordt. Die zal woorden tot u spreken waardoor u zalig zult worden en heel uw huis.” Hand 11:13,14
- Het is later Paulus die in Filippi het evangelie verkondigt aan een aantal vrouwen. Een van hen is Lydia de purperverkoopster. Zij komt tot geloof en van haar lezen we
dan: “En toen zij gedoopt was, en haar huis, drong zij er bij ons op aan: Als u van oordeel bent dat ik trouw ben aan de Here, kom dan in mijn huis en blijf er. Ze drong er sterk op aan.” Hand 16:15
- In hetzelfde Filippi komt de gevangenisbewaker tot geloof in Jezus Christus. Van hem lezen we: “En hij nam hen in dat nachtelijke uur met zich mee en waste hun striemen, en hij werd onmiddellijk gedoopt, en al de zijnen. En hij bracht hen in zijn huis en richtte voor hen de tafel aan. En hij verheugde zich dat hij met al zijn huisgenoten ( letterlijk heel zijn huis) tot geloof in God gekomen was.” Hand 16:33,34.
- We komen de uitdrukking met heel zijn huis ook nog tegen als Paulus het evangelie in Corinthe verkondigt. Van het heerlijke effect van die verkondiging lezen we dan in Hand 18:8: “En Crispus, het hoofd van de synagoge, geloofde met heel zijn huis in de Here; en velen van de Korintiërs die Paulus hoorden, geloofden en werden gedoopt.”
- Paulus spreekt nog een keer over de doop van iemand met zijn huis in 1 Kor 1:16: “Ik heb echter ook het huisgezin van Stefanus gedoopt. Verder weet ik niet of ik nog iemand anders gedoopt heb.”
Waar komt deze uitdrukking van iemand met zijn huis nu vandaan? Je ziet hier o.a. een duidelijke achtergrond vanuit het Oude Testament. We lezen daar bijvoorbeeld:
“Ik en mijn huis”. Gen 34:30; Joz 24:15
“U en uw (hele) huis” o.a: Gen 7:1; 17:12,13; 45:11; Deut 14:26; Jer 38:17
“Hij en zijn hele huis” o.a: Deut 6:22; 1 Sam 1:21; 2 Sam 9:9; 15:16
“Zij en haar huis” 2 Kon 8:2
In deze teksten en ook nog anderen wijst huis op het huisgezin. Dat huisgezin waren de vader en de moeder met de kinderen van elke leeftijd die er dan waren. Het was zelfs zo dat bij dat huis ook konden horen andere familieleden die daar leefden en de slaven met hun gezinnen die bij deze hele familie hoorden.
Dat ook zeker de kinderen bij het huis hoorden blijkt als de farao van Egypte in Gen 45 aan de broers vraagt om naar Egypte te komen. Dan zegt de farao o.a.: ‘haal uw vader en uw gezinnen (huizen) op en kom naar mij toe. Dat bij die huizen zeker ook kleine kinderen gerekend werden lees je dan in vers 19: “En u hebt bevoegdheid, doe dit: Neem uit het land Egypte wagens mee voor uw kleine kinderen en voor uw vrouwen.”
Je ziet bijvoorbeeld ook bij Elkana dat bij zijn hele huis ook de kinderen horen. We lezen in 1 Samuel 1:21,22: “Die man Elkana ging met zijn hele gezin op weg om de HERE het jaarlijkse offer en ook zijn gelofteoffer te brengen. Hanna ging echter niet mee maar zei tegen haar man: Als de jongen van de borst af is, zal ik hem brengen, zodat hij voor het aangezicht van de HERE verschijnt en daarvoor eeuwig blijft.”
Je ziet hier heel duidelijk dat ook de kleine baby Samuel bij het huis van Elkana hoort.
Je kunt je afvragen of dat begrip huis in de loop van de tijd geen andere betekenis heeft gekregen. Als we letten op de boeken die tussen het Oude en het Nieuwe testament geschreven zijn is dat niet het geval. Bijvoorbeeld in de boeken van de Makkabeeën komen we meerdere keren de uitdrukking huis tegen in de betekenis van iemand hele gezin of hele familie. 1 Makk 1:60,61; 13:3; 14:26;16:2.
Als je dit overziet, wordt het onmogelijk dat het woord huis in verband met de doop gebruikt wordt terwijl kinderen van de doop uitgesloten zouden zijn. Juist als je eraan denkt dat de familiegegevens van de gedoopten in het Nieuwe Testament niet verder gespecificeerd zijn, is het in die tijd duidelijk dat kinderen niet van de doop uitgesloten waren.
Hierbij sluit ook naadloos aan dat we in de brieven gedeelten lezen waarin allerlei regels van christelijk leven gegeven worden voor een heel huis. Dan zie je ook dat de kinderen daar heel echt bij horen. Dan denk ik aan Efeze 6 en Colossenzen 3. Je ziet dan hoe het hele gezin echt bij de gemeente van Christus hoort en daarop aangesproken wordt. Bijvoorbeeld in Col 3:18-21: “Vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig, zoals het behoort in de Here. Mannen, heb uw vrouw lief en wees niet verbitterd tegen haar. Kinderen, wees je ouders gehoorzaam in alles, want dat is welbehaaglijk voor de Here. Vaders, terg uw kinderen niet, opdat zij niet moedeloos worden.”
Als je overziet hoe de Heilige Geest over het gezin en de familie in Zijn gemeente spreekt, kun je niet anders dan zeggen dat God met Zijn belofte ook naar de kleine kinderen komt. Dat ook die kleine kinderen gedoopt horen te zijn. Dan zie je ook hoe duidelijk in die tijd spreekt wat Petrus op de Pinksterdag zegt: “Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van zonden; u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die veraf zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal.” Hand 2:38,39
Je ziet hier dat kinderen bij het verbond horen dat de HERE sluit! Het gaat hierbij niet om een theologische keuze of een theologische voorkeur zoals collega van der Hoeven zegt. Het gaat hier met wat tot nu toe gezegd is en ook met andere duidelijke bewijzen voor de doop van de kinderen van de gelovigen om het getuigenis van Gods eigen Woord. Wat we belijden in vraag en antwoord 74 van de Heidelbergse Catechismus en in artikel 34 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en in de Dordtse leeregels I,17 is duidelijk gegrond in Gods eigen Woord. Het gaat hier om gehoorzaamheid aan Christus. Het gaat niet om twee opties waarvan je dan kunt zeggen dat de een rijker en beter is dan de ander en meer niet.
Tolerantie
Nu, kan ik de vraag voorstellen: Ja, maar we hebben in de kerken toch ook al lang een zekere tolerantie voor mensen die problemen met de kinderdoop hebben? Daarover is toch zelfs een synodebesluit genomen?
Dat is waar. Dat is in 1914 gebeurd. Maar om wat voor tolerantie gaat het hier? Hoort bij die tolerantie ook dat kinderen daadwerkelijk niet gedoopt worden? Het is heel duidelijk uit de uitspraak en het rapport wat erbij was dat het hier niet gaat om tolerantie voor wel en niet dopen van de kinderen in de gemeente. Daarop hebben de kinderen in de gemeente door Gods werk juist het recht gekregen.
Hieronder volgt de uitspraak van 1914:
Tolerantie jegens wie te goeder trouw dwalen
Inzake de vraag, of iemand, die in alles met de gereformeerde belijdenis akkoord gaat, maar de kinderdoop verwerpt, doch voor dit afwijkend gevoelen belooft geen propaganda te maken en de getuigenis heeft van een vrome wandel, geacht mag worden te voldoen aan de vereisten, gesteld in art. 60 K.O. voor de toelating tot het heilig avondmaal, antwoordt de synode:
1. dat zij over het bedoelde geval geen beslissing kan geven, omdat haar daartoe de nodige gegevens ontbreken en een generale uitspraak, dat afwijking van een bepaald leerstuk van de kerk geen beletsel zal behoeven te wezen om iemand tot de gemeenschap van de kerk toe te laten, niet wenselijk kan wezen;
2. dat zij echter wel wil uitspreken, dat onze gereformeerde kerken steeds hebben geoordeeld, dat naar het voorbeeld van de apostolische kerk tolerantie kan worden geoefend jegens broeders die te goeder trouw in enig stuk van de leer dwalen, mits dit niet enig fundamenteel stuk van de waarheid raakt, de dwalenden bereid zijn zich beter te laten onderrichten, en beloven voor dit gevoelen geen propaganda te maken, waarbij het natuurlijk vanzelf spreekt, dat zulke broeders, zolang ze in dat gevoelen volharden, in geen geval voor enig ambt in de kerk verkiesbaar zijn;
3. dat zij aan de betrokken kerkenraad, desnoods met advies van de classis, de beslissing moet overlaten, of in het hier bedoelde geval zulk een tolerantie wenselijk en geoorloofd is.
('s-Gravenhage 1914, art. 138)
In het begeleidende rapport staat ook dit te lezen:
“zo b.v. of zulk een persoon ongehuwd en boven de jaren is om kinderen te krijgen, in welk geval zijn afwijkend gevoelen omtrent de kinderdoop praktisch geen invloed zal hebben; dan wel of hij reeds kinderen heeft of vermoedelijk nog krijgen zal, in welk laatste geval hem zeker de eis zou moeten gesteld worden dat hij deze kinderen zou moeten laten dopen.”
Waarom de doop van de kinderen van de gelovigen echt nodig?
Ik noem nu maar een paar redenen. Er zouden er nog meer te noemen zijn.
- In de eerste plaats omdat de HERE zelf in Zijn Woord aanwijst dat de kinderen er echt bij horen. Dat ze delen in Zijn belofte waarvan de doop het teken en zegel is. Het
Gaat erom dat juist de afwijzing van de kinderdoop ons stelt voor een keuze. Gaat het hier om iets kleins? Nee, het gaat erom dat de HERE in Zijn Woord heeft laten zien dat Zijn liefde en barmhartigheid in Christus ook naar de kleine kinderen van de gelovigen uitgaat. Je ziet dat op een heel bijzondere manier in Marcus 10. Je ziet daar hoe boos de Here Jezus zich maakt als Zijn leerlingen de kleine kinderen bij Hem willen weghouden. Dan zegt Christus, de Zoon van God: ““laat de kinderen bij mij komen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij.”
Het zijn niet de volwassenen die aan de kinderen als voorbeeld worden voorgehouden maar de kinderen aan de volwassenen. Juist in hun kinderlijk vertrouwen. Juist in hen willen ontvangen. Het gaat er juist in het dopen van de kinderen van de gelovigen om dat je daarin belijdt wat Christus ons laat zien dat “de kinderen evengoed als de volwassenen bij Gods verbond en bij Zijn gemeente horen.” We ontnemen onze kinderen dat geweldige voorrecht en de geweldige vastheid en troost die daarin ligt als we ze de doop bij het begin van hun leven ontnemen. Het zou toch heel vreemd zijn als we in de gemeente van Christus die mogelijk geven terwijl de HERE zelf met Zijn liefde met daarbij een teken en zegel naar onze kinderen wil komen.
De doop van onze kinderen is in de eerste plaats nodig omdat de HERE ons zelf die weg wijst.
- De doop van onze kinderen is nodig omdat de HERE daarin laat zien dat Hij heel echt naar onze kinderen is toegekomen. Daarop mogen we elkaar en ook onze kinderen
wijzen! De HERE zelf heeft in de doop laten zien dat Hij jouw God en Vader wil zijn. Zo kunnen we onze kinderen in een prestatiemaatschappij laten zien dat het niet van hun prestatie afhangt of ze wel bij Christus mogen horen. Ze hoeven niet eerst een bepaald niveau te halen om te weten dat ze veilig in de Verlossershanden van Christus zijn. Ze mogen weten als het in hun leven goed misgegaan is dat ze dan met belijdenis van schuld vanuit hun hart altijd welkom zijn bij de HERE. Dat er dan ook voor hen vergeving is zo zeker als ze gedoopt zijn.
- De doop van onze kinderen is nodig omdat daarin zo duidelijk naar voren komt dat onze kinderen als verloren zondaren in de wereld komen. Die zo nodig hebben datze nieuwe mensen worden. Dat ze nodig hebben om wedergeboren te worden. Ze mogen pleiten op Gods belofte, Zijn belofte dat Hij door Zijn Geest hen tot nieuwe mensen wil maken. Juist in onze tijd waarin het spreken over zonde en genade, vooral als mensen zichzelf al als gelovigen zien, al meer naar de achtergrond verdwijnt. In die tijd is het nodig dat we vanuit de doop onze kinderen voorhouden in voortdurende strijd tegen de zonden te leven. Dat te doen juist vanuit Gods belofte!
- De doop van onze kinderen hebben we in onze tijd zo nodig in de strijd tegen het individualisme.
In de strijd tegen een gedachte die al meer van Gods concrete geboden aan de kant schuift, omdat het wel bij de vroegere maatschappij zou passen maar niet bij de moderne maatschappij. Wij denken nu eenmaal anders. Wij zijn meer gericht op het individu en daardoor zouden dan zelfs concrete geboden door de HERE gegeven voor alle mensen veranderd zijn. Dan is het zo nodig om te zien dat de HERE de God van het verbond is en blijft. Dat Christus juist een volk vergadert. Jong en oud. Van baby tot de 100-jarige. Dat Hij wil dat we als een volk in de wereld leven en daarin Zijn licht in de duistere wereld laten zien. Hij leert ons om niet de weg te gaan waar ik mij als individu het prettigst bij voel maar waar we samen leven volgens Zijn Woord en wil. Om zo samen ook zichtbaar Zijn volk te zijn. Dat hebben we elkaar juist weer te leren vanuit Gods eigen Woord. Laat dan ook ons gebed zijn dat de Heilige Geest ons dat leert tot diep in ons hart om niet de weg van de wereld te gaan. Alleen in die weg is er bewaring en leven voor Christus kerk op deze wereld.
Votum
Vrede/Zegengroet
Psalm 114:1,2
Lezing van Gods wet
Psalm 78:1,2
Schriftlezing: Colossenzen 2:4-15
1 Korinthe 10:1-13
Psalm 90:1,8
Doop Sofia Ladu
Psalm 105:1,5
Tekst: Artikel 34 NGB
Verkondiging van het evangelie
Psalm 74:8,9,10,13
Dankgebed
Collecte
Gezang 35
Zegen
Geliefde gemeente van onze Here Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes
Een klein meisje gedoopt. Het water is op haar gesprenkeld. Het water dat laat zien dat in het bloed van Christus onze redding ligt. Ook voor dit meisje. Ook voor ons. Wanneer we naar artikel 34 kijken zien we weer andere dingen vanuit Gods Woord over de doop dan in de Heidelbergse Catechismus. Juist op wat anders is, wat aanvulling is gaan we vanmorgen letten. In dit artikel wordt vanuit Gods eigen Woord de verbinding tussen de besnijdenis in het Oude Testament en de doop nu heel sterk naar voren gebracht.
Het mooie is hier dat er meteen de verbinding met Christus gemaakt wordt. Waarom doop en geen besnijdenis meer? Omdat Christus Zijn bloed, Zijn leven gegeven heeft! Omdat al het bloed dat op Gods bevel in de tempel en bij de besnijdenis en bij het slachten van het lam bij het Pascha vloeide tot Gods doel gekomen is. Steeds moest het bloed in Israël wijzen op de komst van de Redder. De enige die ons van de verdiende straf kan redden. Steeds weer moest in herinnering gebracht worden door al dat bloed dat Gods volk moest en mocht uitzien naar de komst van die Ene, die Gezalfde die voor de echte verlossing van zonden en schuld zou zorgen.
Dan komt de Here Jezus. Hij wordt zelf nog besneden. De offers worden nog gebracht. De jongetjes worden tijdens Zijn leven nog op de 8e dag besneden. De Here jezus viert met Zijn leerlingen tot net voor Zijn gevangenneming en kruisiging het Pascha. Waarbij van het lam gegeten wordt waarbij bloed gevloeid heeft.
Alles lijkt nog hetzelfde. Dan wordt de Here jezus bespot en een doornenkroon wordt op Zijn hoofd geduwd. Tot bloedens toe. Dan wordt Hij gegeseld en komt Zijn rug open te liggen tot bloedens toe. Dan is er de gang naar het kruis. De spijkers gaan door Zijn handen en voeten. Het bloed loopt uit Zijn lichaam. Dat heb ik Hem de Zondeloze, de Zoon van God aangedaan. Door mijn zonden, doordat ik zo graag mijn eigen dingen doen ook al is het tegen Gods wil in.
De Here jezus gaat tot het bittere einde. Hij geeft Zijn leven voor zondaren die tot Hem vluchten met hun leven. Die Gods belofte in de doop vastgrijpen. Alle aandacht is er nu op het gebrachte bloed van Christus. Geen bloed meer nodig. Voor Gods kinderen droogt de verdere bloedstroom op! Als Jezus sterft zet God een streep door de tempeldienst in Jeruzalem. Het gordijn in de tempel scheurt van boven naar beneden. Vanuit de hemel door de HEERE gescheurd. Geen offers meer nodig. Wanneer Joodse christenen later gaan beweren dat als je echt christen wilt zijn je de besnijdenis moet ondergaan. Dat er nog bloed moet vloeien in de kerk. Dan laat de Geest Paulus in de brief aan de Galaten schrijven dat je dan een ander evangelie verkondigt. Het bloed van Christus laat alle vloeien van bloed als teken van verzoening stoppen. Geen bloed meer maar water! Het water van de doop. Wat is dat goed. Dan zien we ook dat de boodschap van de besnijdenis juist in de doop terugkomt. Het gaat om dezelfde God die Zijn Zoon als Verlosser gegeven heeft. Iets van wat dat te betekenen heeft voor ons nu, laat ik jullie zien wanneer het evangelie van Christus verkondigd wordt onder het volgende thema:
DE DOOP: DE BESNIJDENIS VAN CHRISTUS
- Als belofte
- Om uit te leven
- Als belofte
De besnijdenis als teken van God waarin Christus als de enige weg naar vergeving wordt beloofd, heeft afgedaan. Toch laat de HEERE ons niet alleen met het afschaffen van de besnijdenis. Er komt een ander teken door Christus zelf ingesteld. Het teken waarbij er geen meer bloed vloeit, maar waarbij die belofte van vergeving, van schoonwassen van de zonden heel duidelijk naar voren komt. Dat is de doop.
Bij de doop zie je dan ook dezelfde structuur als bij de besnijdenis. Het begint bij volwassene, het begint daar waar mensen in geloof, in vertrouwen op de HEERE leven. Dat zie je bij de instelling van de besnijdenis. De besnijdenis vindt niet zomaar plaats. De HEERE geeft de besnijdenis na de oproep tot Abraham om echt op de HEERE te bouwen. De HEERE komt met Zijn belofte en vraagt vertrouwen en leven met Hem. Lijk maar in Genesis 17: “Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen de HEERE aan Abram en zei tegen hem: Ik ben God, de Almachtige! Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht.”
De HEERE geeft dan de opdracht dat Abraham en heel zijn huis zich laten besnijden. Dat is Abraham en iedereen over wie Abraham gezag heeft. Ook zijn knechten en hun gezinnen. Abraham is het die Zijn huis voorgaat in geloof in de HEERE. Hij is het die ze leert wie de HEERE is en wat Hij van hen vraagt.
Hier zie je meteen wat de rol van vader en moeder in het gezin is. Wie zelf bij Gods volk hoort, heeft vanuit de verbondenheid aan Christus de opdracht om eigen kinderen met liefde voor te gaan in dat leven met Christus. Je hebt je kinderen te leren wie de HEERE is, wie de Here jezus is, wie de Heilige Geest is. Wat Gods goed regels voor ons leven zijn. Ons kinderen voorgaan in het kennen en leven met Christus als onze God, Verlosser en Koning. s
Juist als gelovige laat Abraham zich besnijden en dan alle mannen die bij zijn huis horen tot het 8 dagen oude baby’tje toe. Vanaf dat moment moet in Gods kerk van het Oude Testament elk jongetje van 8 dagen besneden worden. De He HEERE is vanaf het eerste begin van ons leven onze God. Dat is Zijn belofte.
Bij de doop zien we hetzelfde gebeuren. Het gordijn in de tempel is gescheurd. Het oude is voorbijgegaan, het nieuwe is gekomen. De besnijdenis heeft zijn plaats als teken van God onder Gods volk verloren. Er moet nu gedoopt worden. De Here Jezus heeft dat net voor Zijn hemelvaart heel duidelijk gezegd. Op de verkondiging van het evangelie en het aannemen in geloof moet de doop in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest volgen.
Dan zien we dat op de Pinksterdag gebeuren. Volgens dezelfde structuur. Het evangelie van Christus wordt verkondigd. Mensen zien Christus voor zich. Als de gekruisigde en de opgestane. Als Hem die vanuit de hemel de Heilige Geest heeft uitgestort. Dan lezen we:
“Laat dan heel het huis van Israël zeker weten dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk deze Jezus, Die u gekruisigd hebt. En toen zij dit hoorden, werden zij diep in het hart geraakt en zeiden tegen Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannenbroeders?
En Petrus zei tegen hen: Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen.
Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die veraf zijn, zovelen als de Heere, onze God, ertoe roepen zal. En met veel meer andere woorden legde hij getuigenis af en spoorde hij hen aan met de woorden: Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht! Zij nu die zijn woord met vreugde aannamen, werden gedoopt; en ongeveer drieduizend zielen werden er op die dag aan hen toegevoegd.”
De doop begint daar waar ouders in Christus geloven. Zich aan Hem toevertrouwen en vanuit Gods Woord hun kinderen leren wie de HEERE is. De kinderen komen daarin mee zoals we hier ook lezen. De belofte en daarmee de doop is ook voor de kinderen. Het is ook heel opvallend als we in de rest van het Nieuwe Testament lezen we weer horen dat volwassenen gedoopt worden met hun huis! Ook de wereld van toen hoorde net als in de tijd van Abraham ieder die onder het gezag van iemand viel bij zijn of haar huis! Ook toen tot de kinderen van de knechten toe. We lezen dat o.a. als Lydia en de gevangenbewaarder in Fillippi gedoopt worden:
“En een zekere vrouw, van wie de naam Lydia was, een purperverkoopster uit de stad Thyatira, die God diende, luisterde naar ons. En de Heere opende haar hart, zodat zij acht gaf op wat door Paulus gesproken werd. En toen zij gedoopt was, en haar huisgenoten, drong zij er bij ons op aan: Als u van oordeel bent dat ik trouw ben aan de Heere, kom dan in mijn huis en blijf er. En zij drong er sterk bij ons op aan.” Handelingen 16:14,15
“En zij zeiden: Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden, u en uw huisgenoten. En zij spraken het Woord van de Heere tot hem en tot allen die in zijn huis waren. En hij nam hen in dat nachtelijke uur met zich mee en waste hun striemen, en hij werd onmiddellijk gedoopt, en al de zijnen.” Handelingen 16:31-33
De HEERE komt in de doop met Zijn belofte van vergeving en eeuwig leven in de doop naar jong en oud! Hij is de God die de God van ons hele leven wil zijn. Die van jongs af met Zijn belofte op ons hart klopt. Wat een goedheid en genade!
Dat heeft alles te maken met Christus. Alles met die belofte die uitnodigt en roept om leven in dienst van Christus. Daarom noemt de Heilige Geest in Kol 2 de doop ook de besnijdenis van Christus. Laten we daar eens wat nader naar kijken. Dan zie je ook dat doop besnijdenis alles met elkaar te maken hebben zonder precies hetzelfde te zijn.
We gaan nu naar Colossenzen. We lezen in 2:11,12: “In Hem bent u ook besneden met een besnijdenis die niet met handen plaatsvindt, door het uittrekken van het lichaam van de zonden van het vlees, door de besnijdenis van Christus. U bent immers met Hem begraven in de doop, waarin u ook met Hem bent opgewekt, door het geloof van de werking van God, Die Hem uit de doden heeft opgewekt.”
Wanneer we dit lezen, moeten we goed bedenken dat in de gemeenten in die tijd de vraag echt actueel was wat je met de besnijdenis moest. Moeten ook de mensen uit andere volken dan de Joden die tot geloof in Christus gekomen zijn besneden worden. Tenminste de mannen. De Heilige Geest laat Paulus duidelijk maken dat dit niet zo is. Dat de besnijdenis nooit als voorwaarde gesteld mag worden om deel van Christus’ kerk te zijn. Mensen die tot geloof gekomen zijn moeten met hun huis gedoopt worden en niet besneden. In die zin is de doop in de plaats van de besnijdenis gekomen. De doop is de besnijdenis van Christus. Er vloeit geen bloed meer. Toch is de doop wel iets wat diep in je leven ingrijpt.
De doop wijst namelijk op de verandering van je leven. Op een leven uit geloof. Je kunt niet dezelfde mens blijven. Je kunt hier niet als ouders je kind laten dopen terwijl jezelf bij de gemeente hoort, maar niet echt met je hart voor Christus leeft. De doop betekent voor ons als ouderen dat we hier zijn als mensen die steeds weer bidden dat de Geest ons hart besnijdt, dat we steeds weer leren om dat verkeerde, dat zondige in ons leven weg te doen. Om de zondige kleren van ons leven uit te trekken om al meer de kleren van Christus, van een leven met Hem aan te trekken. Al doet dat zeer om toch zo te leren leven. Om al meer achter je te laten wat met een leven in liefde met God en de naaste strijdt. Dan ga je in geloof al meer zien dat jouw doop ook een begrafenis was. Je zondige hart en verlangens al meer dood maken. Achterlaten in het graf van Christus. Het is dan ook een opstaan uit de dood van de zonden om al meer door de kracht van God met Christus te leven. Al meer Zijn beeld op aarde vertonen. Dan weet je ook door het wonder van Gods liefde dat al die beschuldigingen die er terecht tegen jou en mij zijn aan het kruis met het bloed van Christus weggewassen zijn.
Met deze zekere belofte komt de HERE in de doop. Die mogen we vastgrijpen in geloof. Als we dat gedaan hebben en onze kinderen laten dopen nemen we ook de taak op ons om onze kinderen deze belofte van God steeds weer aan hun hart te leggen. Steeds weer te vertellen dat ze zich dit in geloof mogen toe-eigenen als het beste en het mooiste dat er is. Dat ze ook echt heel erg bevoorrecht zijn! Geloven is niet maar iets dat somber maakt en het leven moeilijk maakt. Het is het mooiste dat er is. De HEERE geeft ons de doop om er echt uit te leven. We letten in het tweede punt.
- Om uit te leven
Het gaat ook bij de doop om het leven met de HEERE. Het is de Here God zelf die daarin tot ons komt. In artikel 34 wordt dan verwezen naar de Rode Zee. Om juist duidelijk voor ogen te stellen dat het water bij de doop geen toverwater is. Dat het niet zo is dat als je gedoopt bent of wordt de buit binnen is. Dat je dan dus voor altijd gered zou zijn, omdat het doopwater op je gekomen is.
Om dat duidelijk voor ogen te krijgen is het goed om samen 1 Korinthe 10 op te zoeken. We kijken samen naar vers 1-6:
“En ik wil niet, broeders, dat u er geen weet van hebt dat onze vaderen allen onder de wolk waren en allen door de zee zijn gegaan, en dat allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee, en allen hetzelfde geestelijke voedsel gegeten hebben, en allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben. Zij dronken namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; en die rots was Christus.
Maar in de meesten van hen heeft God geen welgevallen gehad, want zij zijn neergeveld in de woestijn. En deze dingen zijn gebeurd als voorbeelden voor ons, opdat wij niet zouden verlangen naar kwade dingen, zoals ook zij verlangd hebben.”
Hier wordt Christus de geestelijke Rots genoemd. In dit artikel wordt het beeld van de Rode Zee gebruikt dat Christus is. We krijgen van Christus zo ongelooflijk veel. Hij zorgt, Hij laat ons opgroeien in een gelovig gezin. Hij geeft ons dat we naar een kerk kunnen waar het Woord klinkt en waar we samen vanuit studie van de Bijbel en catechisatie uit Christus als geestelijke bron drinken. We horen van de verlossing die de HEERE geeft. We mogen door de Rode Zee naar de andere kant waar je dat geweldige ziet wat de HEERE beloofd heeft.
We moeten bij de HEERE zijn om ook echt in de verlossing te delen. Dat is niet ons werk. Daarom ook niet meerdere keren gedoopt worden. De HEERE heeft dat ene teken met Zijn belofte die ene keer gegeven. Om te benadrukken dat geloven, leven met Christus, op weg Zijn naar de nieuwe hemel en aarde Zijn werk is. Het kan sympathiek klinken om te zeggen dat het mooi zou zijn om je ook als volwassene te laten dopen als bevestiging van de doop die je als kind gekregen hebt. Dat kan in onze ogen mooi lijken maar het verduistert dat we mogen en moeten leven uit de belofte die ons persoonlijk gedaan is een en voor altijd bij de doop.
Daarin mogen we binnen het verbond delen vanaf het begin van ons leven.
Zo is het de HEERE die ons onderscheidt van hen die niet gedoopt zijn. Dat onderscheid wordt in dit artikel aangeduid met dat merk en veldteken. Juist omdat het van God komt, is er geen enkele reden om je meer en beter te voelen dan de ongedoopten. Het roept wel om dankbaarheid dat jij gedoopt bent, dat jij bij Gods volk mag horen. Dat maakt je juist klein en dankbaar. Dat leert ons om onze kinderen vol liefde en verwondering van wat ze in de doop van de HEERE gekregen hebben. Om ze vol verwondering over de Drie-enige God te vertellen en hoe kostbaar, hoe prachtig het is dat de HEERE in de doop die band met Hem gelegd heeft.
Dat zie je ook als je op nog iets anders opmerkelijks in artikel 34 let. Dat is de verwijzing naar Leviticus 12:6-8: “Wanneer de dagen van haar reiniging voor een zoon of een dochter voorbij zijn, moet zij een lam van een jaar oud als brandoffer en een jonge duif of tortelduif als zondoffer bij de priester brengen, bij de ingang van de tent van ontmoeting. Die moet het voor het aangezicht van de HEERE aanbieden, en verzoening voor haar doen. Dan is zij rein van haar bloedvloeiing. Dit is de wet voor haar die een jongetje of meisje baart. Maar als haar vermogen niet toereikend is voor een lam, dan mag zij twee tortelduiven of twee jonge duiven nemen, één als brandoffer en één als zondoffer. Zo zal de priester verzoening voor haar doen en is zij rein.”
Vanaf het begin is er het offer voor de kinderen. Niet alleen voor de moeder maar ook voor de kinderen. Zie hierbij Lukas 2:22-24!
Laten we jong en oud met de HEERE leven als onze God die de band van liefde met ons uit genade gelegd heeft.
AMEN