HEERLIJKE DINGEN UIT GODS WOORD (II)

 

DE TWEE OUDSTE MANNEN ONDER HET VOLK

 

Het volk Israël is uit Egypte getrokken. Ze gaan door de woestijn op weg naar het beloofde land Kanaän.  Ze zijn nu dichtbij. Op bevel van de HEERE gaan 12 mannen het beloofde land binnen. Van elke stam een. Ze moesten het land bekijken. Om daarna aan het volk verslag te doen. Ze moesten ontdekken dat het land heel vruchtbaar was. Een land dat overvloeit van melk en honing. Ze moesten ook gaan kijken hoe het met de mensen in het land Kanaän was. Ook of er veel waren en of deze mensen een sterke macht vormden.

Toen ze terugkwamen deden ze verslag. Ze vertelden eensgezind hoe mooi en vruchtbaar het land dat de HEERE beloofd had, was: “Wij zijn in dat land gekomen waarheen u ons gestuurd hebt, en werkelijk, het vloeit over van melk en honing, en dit is zijn vrucht.” Numeri 13:27 Ze wijzen daarbij op de tros druiven die zo groot is dat ze die met 2 man aan een draagstok moesten meenemen. Verder hadden ze van de vijgen en de granaatappels meegenomen. Echt een land waar zoveel groeit, zo vruchtbaar. Een prachtig land voor het volk van God.

Nadat ze dit verteld hadden, komt er de domper. Ze hebben namelijk gezien dat er veel mensen wonen. Dat het sterke mensen zijn. Menselijk gezien zal het heel moeilijk worden en veel mensenlevens kosten om dit land binnen te komen. Het advies van 10 van de 12 verspieders is dit: “Wij kunnen tegen dat volk niet optrekken, want het is sterker dan wij. En zij lieten een kwaad gerucht uitgaan bij de Israëlieten over het land dat zij verkend hadden, door te zeggen: Het land waar wij doorgetrokken zijn om het te verkennen, is een land dat zijn inwoners verslindt, en heel het volk dat wij in het midden daarvan gezien hebben, bestaat uit mannen van grote lengte. Wij hebben er ook reuzen gezien, nakomelingen van Enak, afkomstig van de reuzen. Wij waren in onze eigen ogen als sprinkhanen, en zo waren wij ook in hun ogen.” Numeri 13:31-33

Het volk wordt bang. Al is het de HEERE zelf die ze geleid heeft naar dit land. De HEERE die ze van de wereldmacht Egypte bevrijd heeft. De HEERE die de farao met al zijn soldaten in de Schelfzee heeft laten sterven en Zijn volk over een droog pad naar de vrijheid heeft geleid.

Er zijn twee verkenners die een heel ander geluid laten horen. Dat zijn Jozua (uit de stam Efraim) en Kaleb (uit de stam Juda). Zij zeggen o.a. dit: “Het land waar wij doorgetrokken zijn om het te verkennen, is een bijzonder goed land. Als de HEERE ons genegen is, zal Hij ons in dat land brengen en zal Hij het ons geven, een land dat overvloeit van melk en honing. Alleen, kom tegen de HEERE niet in opstand, en u, wees niet bevreesd voor de bevolking van het land, want zij zijn ons tot voedsel, hun schaduw is van hen geweken, en de HEERE is met ons. Wees niet bevreesd voor hen!”

De reactie van het volk is dat ze Jozua en Kaleb willen stenigen. Hun geluid mag niet meer gehoord worden.

Het volk stelt zich achter het advies van de 10 verspieders. Ze willen niet het door God beloofde land binnengaan. Ze denken menselijk. De HEERE heeft laten zien dat Hij de Almachtige is die Zijn Woord houdt. Dat is voor hen niet beslissend. Die reuzen stellen voor de HEERE niets voor. Hij is God en niemand anders. De HEERE heeft de verkenners o.a. naar het land Kanaän gestuurd om Zijn volk duidelijk te maken dat het wonen in het beloofde land alleen Zijn werk zal zijn. Het is ook een toets of ze echt op Hem vertrouwen. Het volk kiest voor wat menselijk mogelijk lijkt en niet voor de HEERE die wonderen werkt.

Het gevolg is dat de HEERE tegen dit ongelovige volk zegt: “In deze woestijn zullen uw dode lichamen vallen, te weten allen van u die geteld zijn, naar hun volledige aantal, van twintig jaar oud en daarboven, u die tegen Mij gemord hebt. U zult beslist niet in dat land komen waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik u daarin zou laten wonen, behalve Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun.” Numeri 14:29,30

Zo is het ook gegaan. Ook Mozes en Aaron mogen het land niet binnen. Om andere redenen. Het gevolg is dat na de straf van 40 jaar in de woestijn het verbondsvolk weer voor het land Kanaän staat. Onder leiding van Jozua trekken ze het beloofde land binnen en veroveren gebieden om in te wonen.

Er zijn  dan twee mannen die minimaal 20 jaar ouder dan de rest zijn. Op het moment dat ze als verkenners het land binnengingen was Kaleb 40 jaar. Zie Jozua 14:7 Waarschijnlijk was Jozua nog iets ouder. Er zit dus minimaal 20 jaar leeftijdsverschil tussen Jozua en Kaleb en de andere Israëlieten.

 

Jozua – Kaleb

 

Deze twee ‘oude’ mannen hebben veel voor Gods volk betekent. Zij waren het die lieten zien wat het betekent om met je hele hart op de HEERE  te vertrouwen. Ook met hun eigen zwakheden en zonden maar toch was hun hart bij de HEERE en zij bouwden op Hem als de Betrouwbare in alles wat Hij beloofd had.

Ik ga nu niet het hele leven van deze twee voorbeelden in geloof na. Wat ik wil doen is om een paar opvallende lijnen laten zien die tot ons spreken in ons leven in dienst van Christus.

  1. De HEERE maakt een man met de naam Jozua de opvolger van Mozes. Hij zorgt er voor dat de man met deze naam het volk het beloofde land binnenleidt. We moeten daarbij bedenken dat de naam Jozua dezelfde naam is als die onze Heiland van de God kreeg. De naam Jozua betekent: De HEERE redt. De naam Jezus is de Griekse vorm van deze Joodse naam.

Jozua brengt het volk onder Gods leiding in het beloofde land binnen.  Dat is een voorafbeelding van de hemel en de nieuwe aarde. We lezen in de brief aan de Hebreeën dan ook van de hemel als het hemels Kanaän. Zoals Jozua het volk het beloofde land dat overvloeit van melk  en honing binnenbrengt zo is het Jezus Christus die Gods geredde volk de hemel binnenbrengt en op de nieuwe aarde een eeuwig plek geeft waar het overvloeit van Gods goedheid en liefde.

Jozua en het ingaan in het land Kanaän was nog niet Gods einddoel. Er komt nog iets veel mooiers. Iets waarin alle moeite en verdriet en onrust verdwenen is. Dat Kanaän nog niet het grote einddoel was, lezen we in Hebreeën 4: “Want als Jozua hen al in de rust gebracht had, zou God daarna niet gesproken hebben over een andere dag. Er blijft dus nog een sabbatsrust over voor het volk van God, want wie Zijn rust binnengegaan is, die heeft zelf ook van zijn werken gerust, zoals God van de Zijne. Laten wij ons dan beijveren om die rust binnen te gaan, opdat niemand door het volgen van dit voorbeeld van ongehoorzaamheid ten val zal komen.”vs 8-11

We lezen van de Here Jezus o.a. dit in de brief aan de Hebreeën: “Deze hoop hebben wij als een anker voor de ziel, dat vast en onwrikbaar is en reikt tot in het binnenste heiligdom, achter het voorhangsel. Daar is de Voorloper voor ons binnengegaan, namelijk Jezus, die naar de ordening van Melchisedek Hogepriester geworden is tot in eeuwigheid.” 6:19,20

 

  1. Jozua is ouder dan al de andere oudsten met wie hij leiding geeft aan het volk in het beloofde land. Dat betekent dat het volk ook na Jozua’s dood nog ongeveer 20 jaar op een goede manier geleid is door de oudsten in Kanaän. We lezen in Jozua 24 namelijk volgende: “Israël diende de HEERE al de dagen van Jozua, en al de dagen van de oudsten die lang na Jozua leefden en die wisten van al de daden van de HEERE, die Hij voor Israël verricht had.” Vs 31. Zie ook Richteren 2:7

 

  1. Jozua komt uit de stam Efraïm. Kaleb hoort bij de stam Juda. Hij is namens deze stam ook een van de verkenners. Toch is er met Kaleb iets bijzonders aan de hand. Hij is namelijk wat de bloedband betreft eigenlijk geen Israëliet. Hij is de zoon van Jefunne. Op sommige plaatsen waar we dit lezen staat er nog iets bij! Dan lezen we zoals in Numeri 32:11,12: “De mannen die uit Egypte zijn vertrokken, van twintig jaar en daarboven, zullen het land niet zien dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb te geven ! Want zij hebben er niet in volhard Mij na te volgen, behalve Kaleb, de zoon van Jefunne, de Keneziet, en Jozua, de zoon van Nun, want die hebben er wél in volhard de HEERE na te volgen.”

Je ziet dat Kaleb van de Kenezieten afstamt! Wie waren die Kenezieten? Dat was een totaal heidens volk dat in Kanaän woonden. We lezen o.a. in Genesis 15: “Op die dag sloot de HEERE een verbond met Abram, en zei: Aan uw nageslacht heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af tot aan de grote rivier, de rivier de Eufraat: de Kenieten, de Kenezieten, de Kadmonieten, de Hethieten, de Ferezieten, de Refaïeten, de Amorieten, de Kanaänieten, de Girgasieten en de Jebusieten.” Vs 18-21

Hoe Jefunne al in Egypte deel van Gods volk geworden is,  weten we niet. Een ding is duidelijk dat de vader van Kaleb niet door de bloedband maar door geloof deel van Gods volk geworden is. Hij wordt deel van de stam van Juda. Dus waarschijnlijk is Jefunne getrouwd met een vrouw uit de stam van Juda. We zien hier heel duidelijk dat ook in de tijd van het Oude Testament het geloof en niet de bloedband beslissend was. Kaleb wordt ook volledig aanvaard als deel van de stam van Juda. Hij wordt gekozen als de vertegenwoordiger van Juda onder de verkenners. Hij krijgt een belangrijke positie in de stam van Juda. Het is later zo dat een zoon van zijn broer Kenaz als eerste redder en richter van Israël genoemd wordt. Zie Richteren 3:9

Wat valt hier op?

Dat Jozua die door de bloedband een rasechte Israëliet is samen met Kaleb die van heidense afkomst is als de twee beproefde leiders het beloofde land ingaan. Het volk volgt. Het land Kanaän was een voorafbeelding van de hemel en de nieuwe aarde is. Hier laat de HEERE al iets van Pinksteren zien. Mensen uit alle volken zullen bij Gods volk horen. Mensen uit alle volken zullen op de nieuwe aarde leven. Christus verlost mensen uit alle volken. Daarom moet het aan alle volken verkondigd worden. Het resultaat zal zijn dat dat mensen uit alle volken in de hemel en op de nieuwe aarde God en het Lam de lof en de eer zullen toezingen. We lezen daarvan in Openbaring 7 dit: “Hierna zag ik en zie, een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam, bekleed met witte gewaden en palm takken in hun hand. En zij riepen met een luide stem: De zaligheid is van onze God, Die op de troon zit, en van het Lam!” vs 9,10

We zien hoe de Geest in Gods Woord steeds weer opvallende dingen laat zien die wijzen naar de  heerlijke toekomst die Christus verdiend heeft voor wie op Hem blijft vertrouwen. Voor wie met Christus leeft in wie al Gods beloften zeker zijn. In Hem zijn ze Ja en Amen.