GENESIS 1 EN DE POSITIE VAN MAN EN VROUW

 

In dit artikel wil ik aandacht geven aan een bepaalde redenering die de laatste jaren al vaker gehoord wordt. Dat is dat vanuit Gen. 1 in het gesprek over de vrouw in het ambt gezegd wordt, dat man en vrouw gelijk zijn en dat dus alle ambten in de kerk openstaan voor man en vrouw. De veronderstelling daarbij is dan ook dat man en vrouw niet alleen gelijk zijn maar ook hetzelfde, uitgezonderd het lichamelijke en seksuele verschil. Deze redenering zie je o.a. in het proefschrift van Almatine Leene sterk doorwerken [1].

Ik geef een uitgebreid citaat dat dit duidelijk maakt. Daarna wil ik gaan kijken of deze redenering houdbaar is. Hierbij het beloofde citaat: “Dat mannen en vrouwen samen geroepen zijn om te dienen in de schepping en de kerk, omdat zij in het beeld van de Triniteit geschapen zijn, druist daarom volgens hen ook in tegen de idee dat man en vrouw ieder een eigen opdracht hebben. In Genesis 1,28 krijgen zij een roeping, een opdracht en een ambt. In de gereformeerde kring wordt vaak gesteld dat man en vrouw ieder een eigen roeping, eigen opdracht en eigen ambt hebben. Deze opvatting wordt niet ondersteund door Genesis 1. Wie stelt dat man en vrouw ieder een eigen roeping hebben doet onrecht aan de schepping van de mens naar het beeld Gods. Wie stelt dat man en vrouw ieder een eigen opdracht hebben, knipt een aan Gods beeld inherente opdracht eigenmachtig in tweeën [2].

Mannen en vrouwen hebben niet ieder een aparte roeping, al zullen ze de opdracht op verschillende manieren uitvoeren, zoals ieder mens-zijn of haar unieke bijdrage zal geven. Op de aparte roeping kom ik in het gedeelte over de geordineerde bediening nog terug. Voor nu geldt dat de opdracht om samen te zorgen voor de schepping niet buiten de kerk kan omgaan. Iedereen die gedoopt is draagt verantwoordelijkheid voor de kerk. Vrouwen niet minder dan mannen. Waar eerder de besnijdenis exclusief voor mannen was, is dat veranderd bij de doop. Hier speelt Galaten 3,27-28: U allen die door de doop een met Christus bent geworden, hebt u met Christus omkleed. Er zijn geen Joden en Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen een in Christus Jezus, een centrale rol. Het gaat in deze twee verzen om de doop, zij heeft niet enkel betrekking op de verlossing door Christus, maar ook op de orde die bestaat tussen mensen” [3].

 

Gelijkheid

De HERE heeft man en vrouw geschapen. Adam is er verrukt over als hij Eva ziet. Wat een prachtige vrouw. Heel duidelijk die ene die bij hem hoort en die hij eerst zelf niet kon vinden. Het is de en met wie hij samen Gods opdracht die er in het beeld van God zijn ligt, kan en moet uitvoeren. Man en vrouw zijn samen mensen. De mens is naar Gods beeld gemaakt. Dat moet er ook voor zorgen dat ze elkaar in liefde respecteren. Voor God zijn man en vrouw mensen die Hij naar Zijn beeld gemaakt heeft. De vrouw is op geen manier voor de HERE minder mens en dus minderwaardig. Je ziet dat ook uitkomen op andere punten die we in de Bijbel lezen. Daarin zie je dan een heel andere omgang en ook andere normen dan er in de tijd van de Bijbel bij de andere volken rondom Israël was.

Je ziet dat in de normen die de HERE voor de opvoeding van de kinderen geeft. Daarbij heeft de moeder een duidelijke gelijkwaardige plaats.

Een voorbeeld daarvan is Spr. 1,8-9: “Mijn zoon, luister naar de vermaning van je vader Mijn zoon, luister naar de vermaning van je vader en veronachtzaam het onderricht van je moeder niet, want ze zijn een bevallige krans om je hoofd, en schakels van een ketting om je hals”.

Je ziet later dat de vrouw in het huis een heel belangrijke plaats inneemt. Bijvoorbeeld in Spr. 31: “Zij doet haar mond open met wijsheid, onderricht uit genegenheid licht op haar tong”, vs. 26.

De HERE schakelt vrouwen ook in bij het spreken van Zijn woorden. We lezen van profetessen. Ook in het Oude Testament. Ook als het gaat om het dienen van de HERE in het openbaar zijn de vrouwen daarbij in het Oude Testament betrokken. Ze zingen, ze dansen, ze spelen op de tamboerijnen tot eer van de HERE. Zie o.a. Psalm 68,25; 148,12-14; Ex. 15.

De vrouwen waren evenals de mannen betrokken bij het offers brengen in de tempel. Zie o.a. Lev. 12,6. Denk ook aan het offer dat Jozef en Maria samen in de tempel gingen brengen; Luk. 2,22-24.

Ook de vrouwen komen in gebed tot de HERE. Denk maar eens aan Hanna, de moeder van Samuel. Voor de HERE zijn man en vrouw gelijk. Dat komt in Gen. 1 heel duidelijk naar voren en daarop is de geschiedenis van God met Zijn volk ook gebouwd. Betekent dit nu dat man en vrouw binnen hun gezamenlijk roeping ook precies dezelfde taak van de HERE gekregen hebben? Dat is de vraag waar het hier om gaat. Daarbij is het dan belangrijk verder te lezen dan Gen. 1.        

 

Niet hetzelfde

Is het verschil in taak voor man en vrouw alleen het lichamelijke en seksuele verschil? Ik ga dat nu toespitsen op het leiding geven in de kerk. Hoe zit het met de mensen die de HERE officieel aanstelt voor die leiding? Wanneer we dan letten op de taken die steeds gedaan moeten worden valt het op dat het steeds om mannen gaat. De oudsten en de priesters waren allemaal mannen. Bij de priesters valt dat nog meer op omdat het bij de volken rondom Israël veel voorkwam dat er ook priesteressen waren. De priesters waren ook de mannen die in het bijzonder het onderwijs in Gods Woord moesten geven. Zie o.a.: Deut. 17,11; 33,10. Het waren mannen die dit moesten doen. Thuis waren het vader en moeder die vanuit dit onderwijs hun kinderen de woorden van God moesten leren. Deut. 6,7-8.

Je ziet hier al dat de HERE zelf verschil aanbrengt binnen de ene opdracht die Hij de mens in Gen. 1 gegeven heeft. We zien datzelfde in het Nieuwe Testament als het gaat om de ambtsdragers die in de kerk leiding moeten geven in regering, onderwijs en prediking.

Het is opvallend dat de Here Jezus als het om de leiding van de Nieuw-Testamentische kerk gaat 12 mannen kiest om de apostelen te zijn. Als één van hen, Judas, door zijn verraad en dood wegvalt wordt het lot geworpen tussen 2 mannen.

Ook als we gaan kijken naar de voorwaarden die er voor ambtsdragers gelden en door de Geest gegeven zijn, valt het op dat het hier om mannen gaat. We lezen namelijk in 1Tim. 3 en Titus 1 dat één van de voorwaarden is: “Een opziener nu moet onberispelijk zijn, de man van één vrouw”. 1 Tim. 3,2; Titus 1,6.

De Geest zelf vertelt ons dat het regeren in de kerk door mannen in de schepping zelf gegrond is. We lezen in 1Tim.2: “Een vrouw moet zich laten onderwijzen in stilheid, in alle onderdanigheid. Want ik sta niet toe dat een vrouw onderwijs geeft, en ook niet dat zij de man overheerst, maar ik wil dat zij zich stil houdt. Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva”; vs. 11-13.

Je ziet hier dat Paulus onder leiding van de Heilige Geest een beroep doet op hoe de HERE het bij de schepping gedaan heeft en wat daarvan de boodschap is. Als we dit lezen hebben we dit te zien als een uitleg die bij onze uitleg van Gen. 1 meegenomen moet worden. Die voor ons normatief is!

Een van onze problemen is dat we gelijkheid vullen vanuit onze eigen gedachten over gelijkheid. De man in het huwelijk en mannen die ambtsdrager zijn als mannen die de eerstverantwoordelijke tegenover God zijn, is niet in strijd met gelijk zijn voor de HERE. Ieder heeft zijn eigen van God gegeven taak, en zijn of haar eigen verantwoordelijkheid binnen de door God gegeven taak aan de mens.

We zien dat ook in de verhouding tussen man en vrouw. In Ef. 5 wordt met duidelijke terug verwijzing naar Gen. 1 o.a. dit geschreven: “Wees elkaar onderdanig in de vreze Gods. Vrouwen, wees uw mannen onderdanig, zoals aan de Heere, want de man is hoofd van de vrouw, zoals Christus Hoofd van de gemeente is; en Hij is de Behouder van het lichaam. Daarom, zoals de gemeente aan Christus onderdanig is, zo behoren ook de vrouwen in alles hun eigen mannen onderdanig te zijn. Mannen, heb uw eigen vrouw lief, zoals Christus de gemeente liefgehad heeft en Zich voor haar heeft overgegeven, opdat Hij haar zou heiligen, door haar te reinigen met het waterbad door het Woord”; vs. 21-26.

We moeten als we willen begrijpen wat de HERE in Genesis 1 zegt, de hele Schrift in rekening brengen. Het is het ene Woord van God.

Wat dan van Galaten 3,28? We lezen daar nadat er over de doop gesproken is: “Daarbij is het niet belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus”.

Het is waar dat het hier niet alleen om de verlossing gaat. Het gaat er om dat wie gedoopt is, echt bij de HERE hoort. Je mag echt zijn kind zijn. Dan maakt het niet uit welke positie je in de samenleving inneemt, of je man of vrouw bent en ook niet bij welk volk je hoort. Dat zegt ook iets heel belangrijks voor onze omgang met elkaar. We hebben met elkaar om te gaan in liefde als mensen die door het geloof echt allemaal kinderen van God zijn. Niemand is in Gods gemeente minderwaardig en mag ook niet minderwaardig behandeld worden. Toch zegt dit niets over de taak die de HERE ons in het leven geeft. Je mag deze tekst net zo min als Gen. 1 gebruiken om andere woorden van God waar Hij over de positie en taak van mannen en vrouwen spreekt buiten spel te zetten. De HERE laat in de andere teksten juist zien dat we als man en vrouw voor de HERE gelijkwaardig onze taak hebben in te vullen. Dan maakt het hoofd zijn van de man in het huwelijk hem geen tiran. Dan maakt het onderdanig zijn van de vrouw aan haar man en het onderworpen zijn aan de ambtsdrager haar geen sloofje. Nee, dan leren we door de Geest allemaal in liefde voor de HERE en met respect voor de taak die Hij ons geeft ons werk te doen. Zo willen we elkaar onderdanig zijn, elkaar helpen om onze taak in liefde en vrede met elkaar in dienst van Christus te doen.   Tim 3:2; Titus 1:6
  Timotheus 3 en Titus 1 dat een van de voorwaarden is: " door de Geest gegeven zijn, valt het op dat het hi 

 

[1] Almatine Leene: Triniteit, antropologie en ecclesiologie; Buijten & Schipperheijn 2012; 243,244

[2] Folkers en Verkerk 1998, In: J.M Aarnoudse e.a. Man, vrouw en ambt p.211