'

Hieronder vind je de artikelen die ik het laatste jaren geschreven heb over vrouw in het ambt naar aanleiding van de publicaties die het besluit van de GKV hierover hebben voorbereid. Je vind ook reactie op het besluit en ook nog het laatste hoofdstuk uit mijn boek: 'Gelukkig geen mythe'. Dat gaat over Genesis 1 en de vrouw in het ambt. 

 

VROUW IN HET AMBT MAAKT MIJN GELOOF TOCH NIET ANDERS?

(Toespraak gehouden op vergadering van gereformeerdekerkblijven in de Immanuelkerk in Bunschoten  15 november 2014) 

 

Broeders en zusters

 

Ds Storm heeft ons gediend met een uitstekende analyse van wat er op de synode van Ede besloten is. Ik neem aan dat u dat gelezen hebt en ga dat dan ook niet herhalen.

Ik wil vanmorgen met u een punt wat verder uitdiepen.

Het gaat mij om de besluitvorming waarvan ds Storm schrijft: “ De meest brandende en omstreden kwestie ter synode is ongetwijfeld die van de beoordeling van het rapport van deputaten M/V geweest. Het heeft de synode heel veel moeite gekost om tot besluitvorming te komen.  ….. Er is besloten om met de NGK tot samenspreking gericht op kerkelijke eenheid te komen. Maar kan dan tijdens die samensprekingen niet alsnog blijken dat dit punt een verhindering voor eenwording is? Nee, dat kan niet. Want de synode besloot (besluit 3): “uit te spreken dat door de overeenstemming in de gesprekken over hermeneutiek de belemmering die er lag vanwege het besluit van de NGK om de ambten voor de zusters der gemeente open te stellen, is weggenomen.”  Met als grond: “ondanks het verschil in praktische uitkomsten ten aanzien van de vrouw in het ambt, is gebleken dat we als kerken elkaar vertrouwen kunnen geven inzake de erkenning en aanvaarding van het gezag van de Heilige Schrift. Eigenlijk is dit de meest schokkende uitspraak die te Ede door de kerken is gedaan. Hiermee is gekozen voor het ontstaan van een kerkverband waarbinnen de kwestie van de vrouw in het ambt tot een praktische kwestie is teruggebracht, waar plaatselijke kerken over mogen beslissen.”  Tot zover collega Storm.

Ik ben het volledig met hem eens dat dit het meest schokkende en vergaande besluit tot nu toe van de synode is geweest. Toch wordt dat door velen niet zo ervaren. Je hoort broeders en zusters om je heen zeggen dat het voor de vrede goed is dat er nu nog niet tot de vrouw in alle ambten besloten is. Beter een langzame haast ter wille van de vrede. De vrouw in het ambt komt er toch wel. Als je dan verder praat, komt het argument: je kunt er wel tegen zijn maar vrouwen in de ambten verandert echt niets aan mijn geloof. Daarom kan ik me er ook niet echt druk over maken.

Het is een argument om ook echt over na te denken. Je kunt toch echt gelovig blijven als je als kerk vrouwen in de ambten laat dienen? Dat geloof klinkt toch bijvoorbeeld ook door in het principebesluit dat de Gereformeerde Kerken synodaal in 1966   namen over de vrouw in het ambt?

“ a. de Geest van Christus herstelt de vrouw geheel in haar volwaardige positie als mens Gods (Gal3;28) en integreert haar als zodanig volkomen in het dienstwerk tot opbouw van de gemeente; b. Het kan een verschraling van het leven van de gemeente betekenen, wanneer de aan de vrouw tot welzijn van allen verleende genadegave bij de institutaire opbouw van de kerk verwaarloosd zouden blijven; c. Met de haar geschonken gaven mag de vrouw medewerken in de ambtelijke dienst, zoals deze in zijn geheel tot leiding  van de gemeente is geroepen; d. Bij de opening van de toegang tot het ambt voor de vrouw dient haar een volwaardige plaats naast de man te worden ingeruimd, overeenkomstig het beginsel van wederzijds aanvullend deelgenootschap in een gezamenlijke taak.”

 

Je leest hier toch heel gelovige woorden?  Daarbij sluit toch ook aan wat onze eigen synode besloten heeft over het vrij spreken over wel of geen vrouw in het ambt als er maar vanuit de Schrift geargumenteerd wordt?  De volgende uitspraak:

b. “de visie dat behalve mannen ook vrouwen in de kerkelijke ambten mogen dienen moet vrij bespreekbaar zijn zolang er vanuit de Schrift geargumenteerd wordt.”

 

 

 

Ik twijfel geen moment aan de oprechtheid van iemand als hij of zij zegt dat de vrouw in het ambt niets aan je geloof verandert. Toch heb ik met dit argument een groot probleem. Het gaat het geloof  van velen namelijk wel wezenlijk veranderen. Dat kan ook eigenlijk niet anders.

Ja, maar onze synode heeft toch juist besloten dat er geargumenteerd moet worden vanuit de Schrift!  Als je vandaar uit verder spreekt kan het toch ook een vrije kwestie zijn? Dan zit het toch gewoon goed.

Het lijkt op het eerste gezicht een heel goede redenering. Dit besluit deed me terugdenken aan zo’n 15 jaar geleden. Wij woonden in Zuid-Afrika. In verband met een zendingsvisitatie vanuit Nederland  waren er ook enkele collega’s uit Nederland. We kregen een gesprek waarbij een van de collega’s zei dat als mensen oprecht vanuit de Schrift met argumenten komen je nooit te maken hebt met kerkscheidende meningen. Dat klinkt goed en dat klinkt ook vol van de echte vrede. Maar toch  klopt deze redenering niet. Ik noem een paar dingen die dit kunnen verduidelijken.

a. Als je naar de geschiedenis kijkt zie je hoe Christus kerk de leer van Arius en Pelagius als ketters veroordeelt. Toch beriepen zowel  Arius als Pelagius zich op de Bijbel. Ze kwamen met argumenten uit de Bijbel. Daarmee was de mening dat de Here Jezus zelf geen God was en dat de mens niet uit zichzelf maar door het verkeerde voorbeeld gaat zondigen geen vrije kwesties geworden. Het was maar niet een kwestie van verschillend de Schrift verstaan geworden. De kerk wist zich geroepen om op grond van het juist verstaan van de Schrift deze dingen als dwaalleer te typeren.    

b. Vanuit de Schrift worden we steeds weer opgeroepen om te toetsen.  Dat zou vervallen als we zeggen dat als iemand maar vanuit de Schrift argumenten geeft het om een vrije kwestie gaat.  We moeten bedenken dat we de Schrift ook echt verkeerd kunnen uitleggen. Ook met de beste bedoelingen. Je kunt met de beste bedoelingen nog altijd eigenwillig zijn. Je bent zo door de geest van de tijd of door een bepaalde gedachte of gevoel ingenomen dat je in feite de Schrift naar je eigen mening toebuigt. Het is niet voor niets dat de Geest Petrus laat schrijven: “Besef daarbij vooral dat geen enkele profetie uit de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat, want nooit is een profetie voortgekomen uit menselijk initiatief: mensen die namens God spraken werden daartoe altijd gedreven door de heilige Geest.” 2 Petr 1:20,21

Denk er eens aan dat een groot kenner van de Schrift  met de naam duivel ook argumenten vanuit de Bijbel gebruikt. Hij probeert daarmee de Here Jezus te verleiden. Matt 4.  De Here Jezus stuurt de duivel dan ook weg. Deze dingen maken duidelijk dat niet elk beroep op de Schrift geldig is.   

 

Als het om de vrouw in het ambt gaat, verandert je geloof als je dit toelaat omdat je een duidelijk  voorschrift van de Geest ongeldig verklaart. Een regel van de HERE die zelfs in 1 Timotheus 2 in de schepping verankerd wordt. Je ziet ook in de besluitvorming en voorstellen in verschillende kerken dat dit gebeurt.

Bij de besluitvorming in de Gereformeerde Kerken synodaal speelde het begrip tijdgebonden een grote rol. De cultuur van vandaag is zo anders. Het is duidelijk dat Paulus nog zegt dat het niet kan maar dat was vanwege de tijd. Al schrijft Hij dat het Gods wil is vanaf de schepping.

In de Nederlandse Gereformeerde kerken kwam naar voren dat er 2 lijnen in de Schrift te vinden zijn. Het is voor ons moeilijk om die lijnen met elkaar te combineren. Vanuit de cultuur van vandaag wordt de Schrift dan onduidelijk gemaakt om een eigen vrij standpunt te kunnen innemen.

In het rapport dat op onze eigen synode gediend heeft, was het sterk de cultuur en daarmee ook de tijdgebondenheid die de oplossing moest geven. De redenering dat Paulus vanuit missionaire argumenten toen  kwam tot de regel om geen vrouwelijke ambtsdragers te hebben. In onze tijd zou het juist andersom zijn. Als we nu aan deze regel vasthouden zouden we een onnodige drempel voor mensen opwerpen om tot Christus te komen. Deze redenering kom je bijvoorbeeld ook al tegen in twee populaire Afrikaanse studiebijbels uit de negentiger jaren van de vorige eeuw. (Bybellennium; Bybel in praktyk)

Het opvallende is dat wat de Heilige Geest zegt aan de kant geschoven wordt ter wille van hoe er in onze tijd gedacht en gevoeld wordt.  Als je dat op dit punt doet, gaat bij velen hun geloof veranderen. Waarom zou je dan op andere punten in de Schrift ook niet kunnen zeggen dat hier vooral vanuit de tijdgeest van toen geredeneerd wordt. Je ziet dan dat de geest van de tijd het wint van de Schrift.

Hier is van waarde wat K.K. Lim in zijn proefschrift:  “Het spoor van de vrouw in het ambt” naar aanleiding van besluiten om de vrouw in het ambt in verschillende kerken toe te laten schrijft: “Door sterk de nadruk te leggen op de tijdgebondenheid, kan het algemeen geldige onderscheid tussen man en vrouw in elke omstandigheid verschillend toegepast worden. Door de Schrift te benaderen als cultureel bepaald en daarbij het begrip tijdgebondenheid te hanteren wordt de weg gebaand voor de openstelling van het ambt voor de vrouw. Hier rijst dan de vraag wat het criterium voor een dergelijke beslissing moet zijn. Worden hier geen subjectieve maarstaven aangelegd? Hier schuilt immers het gevaar dat de openbaring van God ten prooi valt aan een subjectieve beoordeling van de omstandigheden van de tekst en van de toepassing daarvan in het heden.” p.  270.  

 

Uiteindelijk leidt in verreweg de meeste gevallen het toelaten van de vrouw in het ambt er toe dat er een vrijere omgang met de Bijbel ontstaat. Een omgang die openstaat voor allerlei eigen meningen waardoor het concrete spreken van de HERE in  de Schrift aan de kant geschoven kan worden. De Schrift wordt een van de bronnen van Gods openbaring. Daarnaast wordt de cultuur en de tijd ook zo’n bron. In de versmelting van die twee bronnen licht de waarheid dan op. Daarmee wordt ernstig tekort gedaan aan de HERE en aan Zijn Woord voor alle tijden en culturen.   

Het kan bijna niet anders dan dat het toelaten van de vrouw in het ambt er toe leidt dat mensen in de loop van de tijd al losser van het Woord van God komen te staan. Het gaat hierbij ook om het tere leven dichtbij de HERE. In diepe eerbied voor Zijn hele Woord. Geloven wordt vrijblijvender.

Het is daarom uit liefde voor de HERE en voor Christus gemeente en voor de jeugd! dat ik hierin niet kan meegaan. Laat Gods concrete wijsheid voor ons altijd weer het einde van alle tegenspraak zijn en het begin van echte wijsheid.



Lees meer: https://www.evangelie-voor-elke-dag.nl/news/vrouw-in-het-ambt-maakt-mijn-geloof-toch-niet-anders-of-toch-wel-/

 

ZONEN EN DOCHTERS PROFETEREN

Enkele opmerkingen bij de actuele discussie over de vrouw in het ambt

 

Waarom?

 

In de GKV wordt de discussie over de vrouw in alle ambten op weg naar de synode van Meppel al intenser.  Op weg naar deze synode zijn twee heel opvallende documenten verschenen.  Het eerste is het boek:  Zonen & Dochters profeteren. Dit boek is geschreven door een groep mensen die pleit voor de openstelling van alle ambten voor de vrouw in de GKV en andere kerken waar dit nog niet zo is. De schrijvers komen vooral uit de GKV. Dit boek pleit hartstochtelijk voor de vrouw in het ambt. Het zou vanaf het begin zo geweest zijn dat dit de wil van God was. Dit boek gaat uit van de stelling dat man en vrouw samen het beeld van God vormen en alleen lichamelijk verschillen maar verder precies dezelfde taak in het leven hebben.

Op het moment dat ik dit artikel wilde gaan schrijven, verscheen het rapport van de deputaten van de GKV die de opdracht hadden om over de vrouw in het ambt met voorstellen te komen. Het rapport heeft als titel: Samen dienen. Ook hier is het uiteindelijke voorstel om alle ambten voor de vrouw open te stellen. Toch zijn er ook verschillen. In dit rapport wordt nog wel gesproken over de ‘koppositie’ die de man in het huwelijk  en ook in de kerk zou moeten innemen. Maar hoe dit in onze tijd zou moeten weten de schrijvers van dit rapport niet. Ze leggen veel nadruk op de cultuur die volgens hen altijd de manier van invulling van de ambten heeft bepaald. Dat zou daarom nu ook mogen en eigenlijk ook nodig zijn.  

Je kunt je afvragen of het goed en nodig is om hierover te schrijven. Moeten we ons ook nu nog met de ontwikkelingen in de GKV bezighouden? Ik hoor die vraag onder ons meerdere keren stellen. Er zijn meerdere redenen om dit juist op dit punt wel te doen. Ik noem er een paar:

  1. Het zou wel een heel verkeerde houding zijn als we zeggen: ze zoeken het maar uit, wij hebben de goede stap gedaan. Velen van ons hebben nog duidelijk banden met velen in de GKV. Velen van ons hebben hier kinderen en kleinkinderen, andere familie en veel vrienden van vroeger uit. Ik hoop en bid dat we nog altijd met ontferming en liefde over hen bewogen zijn. Juist daarom wil je meeleven en ook in liefde de weg van de HERE aan jezelf en ook hen voorhouden.
  2. Als het om de discussie over de vrouw in het ambt en de taak en positie van man en vrouw in het leven van de 21e eeuw gaat, moeten we niet denken dat dit ons voorbij gaat. Het is niet zo dat wij niet aangeraakt worden door de meningen en gevoelens die sterk in onze maatschappij leven.  Wanneer deze dingen om ons heen spelen, is het van het grootste belang om er ook samen over te spreken. Om juist vanuit de Schrift te gaan kijken wat er aan de hand is en de Schrift voor ons te laten spreken. Als we alleen zeggen: 'ja, maar daar zijn wij tegen' is dat de dood in de pot. Dan komt het later met dubbele kracht op ons af. 

 

Drijfveer

 

Als het om de vrouw in het ambt gaat, zie je hoe het verlangen daarnaar vanuit de samenleving al meer groeit. Je ziet dat in de kerkgeschiedenis als je let hoe dit in verschillende kerkverbanden vanaf het begin van de 20e eeuw gegaan is. Hoe meer vrouwen in de maatschappij en ook in de kerk actief werden ingeschakeld hoe meer er de vraag naar de vrouw in het ambt kwam.  Dit zegt op zich niets over het inschakelen van vrouwen in de maatschappij en bij meer dingen in de kerk.  In de wereld en in veel kerken was alle verschil tussen man en vrouw weggevallen. Het werd al meer als vreemd en zelfs als achterstelling en discriminatie gezien als mensen horen dat je in een kerk zit waar vrouwen geen ambtsdrager kunnen worden. Dat is toch achterlijk?

De kans is dan groot dat er in je hart, in je gevoel iets gaat groeien wat er naar verlangt dat dit lastige toch uit je leven verdwijnt. Je wilt niet bij een minderheid horen die toch wel heel ouderwets gevonden wordt. Waarom zou jij als vrouw, terwijl je volgens jezelf echt wel gaven op dat gebied hebt, geen ouderling of predikant kunnen worden? Dat is toch niet meer van deze tijd? Het begint vaak met een gevoel van onbehagen dat al groter wordt. Ik kwam daar ook achter toen ik ongeveer 10 jaar geleden in Kampen de eerste cursus over Hermeneutiek bijwoonde. Toen kwam er op een bepaald moment van een van de docenten de vraag of iemand van ons een uitleg van 1 Timotheus 2:11-15 kon geven die vrouw in ambt niet zou tegenhouden. Deze tekst was voor hem  nog de laatste hindernis  om voor de vrouw in het ambt te zijn. Hij wilde er voor zijn maar die ene tekst zat nog in de weg. Hoe kon dit opgeruimd worden? Je ziet dan dat het verlangen er is, maar dingen in de Bijbel worden als een obstakel ervaren. Dan gaat er gezocht worden om die hobbel weg te kunnen nemen. Ik kom juist op deze ene hobbel straks nog terug.

De cultuur en het verlangen naar eigen hart wordt vaak de drijfveer en ook al meer beslissend bij het lezen van de Bijbel. Bij het al meer openstaan voor de tijdgeest en het losraken van wat de Schrift ons zegt.  Dit laatste is op een heel goede manier naar voren gebracht door dr H.J. Paul  in het artikel Schemerzones.  [i]    

 

1 Timotheus 2

 

 Hoe wordt de hobbel van wat de Geest in 1 Timotheus 2 zegt nu genomen?  Het opvallende is dat als je nu naar verschillende publicaties gaat kijken dat eigenlijk steeds weer op een andere manier gedaan wordt. Je ziet als het ware voor je ogen dat je met gelegenheidsoplossingen te maken hebt. Ik noem meerdere van deze oplossingen die de laaste jaren in de discussie in de GKV zijn voorgedragen:

  1. Vorige rapport

In het rapport dat op de vorige GKV synode gediend heeft, was het sterk de cultuur en daarmee ook de tijdgebondenheid die de oplossing moest geven. De redenering dat Paulus vanuit missionaire argumenten toen  kwam tot de regel om geen vrouwelijke ambtsdragers te hebben. In onze tijd zou het juist andersom zijn. Als we nu aan deze regel vasthouden zouden we een onnodige drempel voor mensen opwerpen om tot Christus te komen. Deze redenering kom je bijvoorbeeld ook al tegen in twee populaire Afrikaanse studiebijbels uit de negentiger jaren van de vorige eeuw. (Bybellennium; Bybel in praktyk)

Het opvallende is dat wat de Heilige Geest zegt aan de kant geschoven wordt ter wille van hoe er in onze tijd gedacht en gevoeld wordt.  Als je dat op dit punt doet, gaat bij velen hun geloof veranderen. Waarom zou je dan op andere punten in de Schrift ook niet kunnen zeggen dat hier vooral vanuit de tijdgeest van toen geredeneerd wordt. Je ziet dan dat de geest van de tijd het wint van de Schrift.

  1. Bij Alamatine Leene komt in haar proefschrift: ‘Triniteit, anthropologie en ecclesiologie’ ook  1 Timotheus 2 ter sprake. Zij kiest daarbij voor een heel zeldzame uitleg dat Paulus bij zijn opmerkingen dat hij niet toestaat dat een vrouw gezag over de man heeft het hier zou gaan over een vrouw die een bepaalde dwaalleer in de gemeente verkondigt. Zoals een vrouw die dwaalleer verkondigt moet ook een man die dwaalleer verkondigt stil blijven. Er zou op dit punt geen verschil tussen man en vrouw zijn. Dat laatste is natuurlijk waar dat een man die een verkeerde leer uitdraagt ook stil moet blijven. Maar de hele uitleg die hier naar voren wordt gehaald, klopt echt niet met de tekst zelf. Het loopt ook stuk op de grond die Paulus voor zijn woorden hier geeft dat Adam eerder geschapen is dan Eva. 
  2. Jan Wessels is een van de medeschrijvers aan het boek ‘Zonen en dochters profeteren’.  Hij erkent dat als je 1 Timotheus 2 leest Paulus voorschrijft dat vrouwen geen ouderling of predikant kunnen zijn. Toch is dat volgens hem geen reden om Genesis 1 en 2 zo uit te leggen dat het ook echt niet kan. Volgens hem kun je een tekst die een paar duizend jaar later geschreven is niet gebruiken om daar de uitleg van deze hoofdstukken door te laten bepalen. Dat zou een verkeerde regel zijn. Dat op zichzelf is al heel vreemd. Wanneer we belijden dat de hele Bijbel het Woord van God is, is juist wat er in het ene boek van de Geest staat het meest geschikt om de rest van de Bijbel uit te leggen! Wie weet beter dan de Schrijver zelf wat Hij duizenden jaren daarvoor bedoeld heeft toen Hij Gen 1 en 2 liet opschrijven?!  Ook Wessels komt met een heel vreemde uitleg van deze tekst. Ik laat hem zelf even aan het woord:  “Een paar oplettende lezers misten in mijn vorige blog over het gebruik van (het woord) ‘scheppingsorde’ in de discussie rond vrouwen en hun rol in de kerk een verwijzing naar 1 Timoteüs 2:13. Dat was natuurlijk met opzet. Het was een keuze die ik maakte om daarmee te laten zien dat een tekst die Paulus twee- à drieduizend jaar na het ontstaan van Genesis schreef, gebruikt wordt als hermeneutische sleutel voor het verstaan van Genesis 1-3. De vraag is dan of dat eigenlijk wel legitiem is? Of dat openbarings-historisch gezien wel klopt?............ Maar goed, de vraag is me te na aan het hart gelegen om haar te laten schieten na zo’n dertig jaar studie op de geschiedenis van de exegese van de twee ‘zwijgteksten’ bij Paulus waarvan 1 Timoteüs 2:11-15 er één is (vergelijk ook 1 Korintiërs 14:34-35). De vraag is dus: hoe lezen we 1 Timoteüs 2:13 in het licht van Genesis 1-3? Dus niet andersom!

        Ervaren debater

Nadat we eerst gezien hebben dat er in Genesis geen sprake is van ‘scheppingsorde’ als basis voor de rol van de vrouw als ‘eeuwige ondergeschikte’, integendeel zelfs (zie bijv. Genesis 2:24), en dat die onderschikking op geen enkele manier geboden is - ook niet in Genesis 3 - wordt het inderdaad interessant hoe Paulus in 1 Timoteüs 2 zijn argumenten neerzet. Hij ‘ver-draait’ daar toch als het ware het scheppingsverhaal! En ik kan me niet voorstellen dat hij dat onbewust doet als doorgewinterde schriftgeleerde. Nee, ik heb geen kritiek op Paulus. Ik vind het eigenlijk geniaal wat hij doet. Het is een associatieve manier van lezen van het scheppingsverhaal, die hij als ervaren debater gebruikt om zijn argument kracht bij te zetten dat vrouwen in de kerk niet te hoog van de toren mogen blazen (onderwijs geven en de baas spelen over mannen).”[ii]

Tot zover Wessels. Er volgt nog veel maar wie zo met Gods Woord omgaat, zet zich toch zelf wel buitenspel. Dan ligt het er toch wel heel dik bovenop dat eigen mening bewezen moet worden en maak je Paulus maar tot verdraaier van de Schrift voor het goede doel. Dan kom je toch uit bij wat Petrus schrijft in zijn tweede brief.  Dat mensen de woorden van Paulus naar hun eigen mening verdraaien. Zie 3: 14-16 

  1. In ‘Zonen en dochters profeteren’ vinden weer een andere uitleg.  Al komen er op een voorzichtiger manier wel elementen van Wessels terug.  Het argument dat Paulus gebruikt dat Adam eerst geschapen is en daarna Eva zou alleen opgaan als het gaat om eigenmachtig optreden van vrouwen tegenover mannen. Bij het gezag hebben van de vrouw over de man in deze tekst zou het alleen gaan over vrouwen die dat eigenmachtig zouden willen hebben. Via een lange redenering vanuit het Griekse woord  authentein dat hier gebruikt wordt komen ze tot deze conclusie. Hier hebben we ook met een heel zeldzame uitleg te maken die allerlei vragen oproept.
  2. In het nieuwste rapport in de GKV (Samen dienen) wordt ook over dit gedeelte in de Bijbel geschreven. We lezen daarover o.a. dit: “Paulus doet in 1 Timotheus 2 een beroep op zowel mannen als vrouwen om zich gepast te gedragen tijdens de samenkomsten maar hij vult dat voor mannen en vrouwen verschillend in, met een beroep op de schepping en met het oog op  de vernieuwde schepping.   Paulus maakt in 1 Timotheus 2 duidelijk dat het niet goed is dat een vrouw zelf onderwijs of gezag over mannen heeft. Dat is geen algemene uitspraak want hij maakt verderop in zijn brief duidelijk dat Timotheus ‘oude vrouwen als moeders’ moet zien die gezag hebben over dochters en zonen.  1 Tim 5:2; (Zie hierbij ook de dankbaarheid van Paulus voor het oprechte geloof van de grootmoeder en moeder van Timotheus, verwoord in 2 Tim 1:5)”[iii] De conclusie die dan getrokken wordt is heel opvallend. Daarin functioneert het beroep van Paulus en dus van de Geest op de schepping eigenlijk niet meer. De conclusie is: “Hoe dat destijds werd ingevuld is duidelijk, hoe wij dat nu invullen is iets waarop we ons als gemeente dienen te bezinnen.”[iv]   We lezen hierover een aantal bladzijden verder: “wat Paulus precies bedoelt met zijn opmerkingen in 1 Kor 14:34 en 1 Tim 2:9,10, wordt verschillend beoordeeld. Wat zijn woorden betekenen voor onze tijd, is ook niet duidelijk.”[v]    

Het opvallende is hier dat wat de Geest in 1 Tim 2 zegt  met een beroep op onduidelijkheid  aan de kant gezet wordt. Zo laat je de Geest vanuit het hele Woord niet  uitleggen wat Hij ons zelf in Genesis 1 en 2 geleerd heeft.  De geest van onze eigen tijd die man en vrouw niet alleen gelijkwaardig laat zijn, maar vindt dat er geen aparte taken in gelijkwaardigheid kunnen zijn,  overheersen uiteindelijk dit rapport.  Dat laatste zie je ook heel pijnlijk als 1 Petrus 3 aan de orde komt.

 

Vier lagen 

 

In het rapport ‘Samen dienen’ is er gekozen voor een manier van Bijbellezen waarin er dan tussen 4 lagen  in de Bijbel onderscheiden wordt.  Het doel daarvan is o.a. dat je er rekening mee houdt dat niet alles wat je in de Bijbel leest norm voor ons leven nu is. Dat laatste is op zichzelf waar. Dus daar gaat mijn kritiek in dit artikel niet over.  Er wordt onderscheiden tussen:

Laag 1  Schepping

Laag 2 Gebroken realiteit

Laag 3 Bevrijdend herstel

Laag 4  Fundamentele vernieuwing

In dit schema maken de schrijvers ook ruimte voor de cultuur die een grote invloed heeft gehad op wat er in de Bijbel staat. Dat moet je als het ware van de bepaalde delen van de Bijbel afpellen of het is helemaal cultureel bepaald en heeft daarin dan geen normerende boodschap voor ons. Hierover zou nog veel te zeggen zijn. Maar nu naar het punt waar het in dit rapport om gaat. Bij het culturele hoort volgens dit rapport dat er een bepaalde relatie van gezag tussen man en vrouw in de Bijbel bestaat. Dat zou dus voor ons geen norm zijn. Ook niet als het om de ambten in de kerk gaat waarin gezag over anderen door Christus gegeven wordt. Toch komen de schrijvers van dit rapport ook met hun eigen schema in de knoop met bepaalde Bijbelgedeelten. O.a. met wat Petrus in zijn eerste brief schrijft. We vinden daar namelijk hoe Petrus laat zien dat man en vrouw gelijkwaardig voor de HERE zijn. (Dat is trouwens in de hele Bijbel zo! RV)  Waar Petrus dit als bevrijdend  en fundamenteel naar voren brengt, schrijft hij ook: “Want zo tooiden zich voorheen ook de heilige vrouwen, die op God hoopten, en hun eigen mannen onderdanig waren; zoals Sara Abraham gehoorzaamde en hem heer noemde. U bent kinderen van haar geworden, als u goeddoet en niet bevreesd bent voor enig ding dat u angst zou kunnen aanjagen.”

Sara wordt in haar verhouding tot haar man Abraham de vrouwen hier tot voorbeeld gesteld. Dit is een duidelijke norm die de Geest door Petrus geeft met een beroep op wat  in het Oude Testament gezegd wordt. Het rapport meent dat de omgang waarin sprake is van gezag tussen man en vrouw bij de cultuur hoort en geen norm voor eigen tijd is. Het rapport geeft aan dat dit wel een moeilijkheid is. In werkelijkheid is dit niet alleen een moeilijkheid, maar wijst het het  failliet van dit hele model aan. Het laat zien dat de eigen cultuur en tijdgeest voor de schrijvers in de praktijk meer zeggenschap heeft dan wat de Geest in de Schrift ons leert. De Bijbel wordt zo een onduidelijk en moeilijk boek dat niet meer goed te lezen is en door mensen op verschillende manieren  gemasseerd kan worden naar je eigen mening toe.

Het is ook duidelijk dat het rapport door deze gekunstelde manier van Bijbellezen acrobatische[vi]   toeren moet uithalen om bij de conclusie uit te kunnen komen dat alle ambten voor vrouwen open zouden moeten staan. Ze staan door deze manier van Bijbellezen ook zelf in de weg  om  een conclusie, die ze zelf in het rapport trekken, waar te maken. De conclusie die ik bedoel kun je vinden op pag 24:    “Wanneer de bredere exegetische lijnen in de Bijbel worden bestudeerd, wordt duidelijk dat in de Bijbel vrouwen en mannen wel gelijkwaardig, maar niet gelijk zijn. God geeft de man een koppositie en de vrouw krijgt een positie waarin ze dat vooropgaan moet accepteren. Zo is er sprake van vrijwillige wederzijdse dienstbaarheid. De Bijbel laat steeds weer zien dat we daarin als mensen fouten maken. God geeft, daar waar de zonde heeft geleid tot onderdrukking en overheersing van de vrouw bescherming, recht en een positie. Dat wijst op gezamenlijke verantwoordelijkheid die man en vrouw moeten nemen waarin ieder een eigen rol en taak heeft.”

Daarbij past toch heel goed en natuurlijk dat de Geest ons wijst dat in ieder geval ouderlingen en predikanten mannen moeten zijn?!  Als je dat niet wil moet je acrobatische toeren uithalen om de Bijbel aan je kant te krijgen.

 

Enkele gevolgtrekkingen

 

Vooropmerking. Ik zou veel meer over het boek en rapport dat ik genoemd heb ,willen schrijven, maar dan wordt dit artikel dat al erg lang is echt veel te lang. Ik hoop de tijd te vinden om dit uit te breiden en misschien een avond te vinden om dit eens met anderen die dat zouden willen uitgebreid te bespreken.

  1. De manier van omgaan met de Schrift getuigt ondanks alle goede intenties een openstaan voor eigen cultuur en tijdgeest die de Schrift als het Woord van God niet laat uitspreken.  

 

  1. De Bijbel wordt niet als het ene Woord behandeld dat echt Gods ene Woord is. Je ziet dat heel duidelijk in het voorbeeld van Wessels en ook bij de behandeling van gedeelten als 1 Timotheus 2 en 1 Petrus 3.

 

  1. Er moet gebruik gemaakt worden van heel verschillende, uitzonderlijke en gewaagde exegeses om bij het eigen standpunt te kunnen uitkomen.

 

  1. Deze weg van omgaan met de Schrift leidt af van wat de Schrift zelf zegt en zal dat al meer gaan doen. De trouwe kerk van Christus kan met zo’n manier van omgang met Gods Woord niet uit de voeten.

 

 

[i] H.J. Paul Schermerzones in  M.J. Kater(red.) Apeldoorn  De Banier 2015 Tegenstrijdige verlangens p.11-26  

[ii] Jan Wessels Scheppingsorde in 1 Timotheus 2:13?  Dit artikel is te vinden op: https://www.missienederland.nl/k/n646/news/view/245039/233410/scheppingsorde-in-1-timoteus-2-13.html

[iii] Rapport Samen dienen p. 19,20

[iv]  Samen dienen p.21

[v] Samen dienen p.25

[vi] Deze term heb ik hier overgenomen van prof J. Douma die in reactie op het verschijnen van dit rapport in het Reformatorisch Dagblad o.a. dit zei:  “Leg alle teksten ernaast die milder lijken te zijn, dan nog vind ik dat er acrobatische exegese nodig is om de vrouw tot oudste in de christelijke kerk en tot predikante van het Evangelie om te zijn, dan nog vind ik dat er acrobatische exegese nodig is om de vrouw tot oudste in de christelijke kerk en tot predikante van het Evangelie om te toveren.” 2 november 2016 pagina 2.  


AANMATIGENDE VROUWEN EN ONKUNDIGE VROUWEN?

Nog enkele opmerkingen bij de discussie over de vrouw in het ambt

 

 De discussie over de vrouw in het ambt wordt sterk gevoerd. Nu vooral in de GKV. Daarbij komen van tijd tot tijd heel opvallende argumenten naar voren. Argumenten ook voor de uitleg van gedeelten in de Bijbel die waard zijn om te wegen. Argumenten die ook verder gaan dan een bepaald kerkverband en van invloed zijn op het verdere gesprek.  Twee van die argumenten wil ik hier wegen en bespreken. Voor meer algemene lijnen in het actuele gesprek over de vrouw in het ambt verwijs ik terug naar mijn artikel:  ‘Zonen en dochters profeteren.’  Je kunt dat vinden in het blad Weerklank en op:   http://www.evangelie-voor-elke-dag.nl/news/zonen-en-dochters-profeteren-enkele-opmerkingen-bij-de-discussie-over-vrouw-in-het-ambt/

Het eerste argument dat ik wil bespreken is dat het in 1 Timotheus 2:12 niet gaat om de vrouw in het algemeen maar om vrouwen die zich gezag willen toe-eigenen. Het zou Paulus er niet om gaan dat de vrouw geen gezag als lerend ambtsdrager zou mogen uitoefenen maar ze mag het zichzelf niet toe-eigenen. Voor deze uitleg wordt dan een beroep gedaan op het Griekse woord authentein  dat in deze tekst gebruikt wordt.  De vraag is wat dit woord betekent.

Ik zet even naast elkaar hoe dit woord in de Statenvertaling, Vertaling van 1951; de Herziene Statenvertaling en de Nieuwe Bijbelvertaling vertaald is. Dat zie je dan in de tekst schuingedrukt staan:

Statenvertaling:  “Doch ik laat de vrouw niet toe, dat zij lere, noch over den man heerse, maar wil, dat zij in stilheid zij.”

Vertaling1951: “Maar ik sta niet toe, dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft; zij moet zich rustig houden.” 

HSV:  “Want ik sta niet toe dat een vrouw onderwijs geeft, en ook niet dat zij de man overheerst, maar ik wil dat zij zich stil houdt.”

NBV:  “Ik sta haar dus niet toe dat ze zelf onderwijst of gezag over mannen heeft; ze moet bescheiden zijn.”

 

Wanneer je deze vertalingen met elkaar vergelijkt valt er eigenlijk een ding op. De Statenvertaling, de Vertaling van 1951 en de Nieuwe Bijbelvertaling gaan uit van de betekenis gezag hebben, heersen. Daarbij moeten we goed bedenken dat in de tijd van de Statenvertaling het woord heersen op zichzelf geen negatieve betekenis had. Het kon gewoon op een goede manier regeren, gezag uitoefenen betekenen.    In de Herziene Statenvertaling lezen we het woord overheersen dat toch bij ons vooral een negatieve manier van gezag uitoefenen oproept.  Het lijkt me als je het vervolg leest een heel ongelukkige keuze om het woord overheersen te gebruiken. 

 

Is het zo dat je uit het woord authentein dat hier gebruikt wordt kunt halen dat het in 1 Tim 2 alleen om vrouwen gaat die mannen willen domineren of in ieder geval zich macht aanmatigen om mannen te kunnen overheersen?

 

Wanneer we gaan kijken naar het gebruik van dit woord in de Griekse taal, moet je je echt in veel bochten wringen om dat te kunnen volhouden. Waarom?

In de eerste plaats is het zo dat dit woord een zeldzaam woord in het Grieks is. Zeker in de tijd waarin Paulus zijn brief aan Timotheus schrijft.  Het is een woord zover ons nu bekend dat niet in literaire teksten werd gebruikt. Het is een woord dat als het gebruikt werd vooral in de meer eenvoudige vorm van de taal zijn plek heeft gehad. Wanneer de Griekse bronnen die bekend zijn worden gebruikt, komen we dit woord maar ruim 80 keer tegen.

Dat je niet kunt zeggen dat authentein  van zichzelf eigenlijk altijd een negatieve betekenis heeft,  zie je als je er op let dat christelijke schrijvers meerdere keren dit woord gebruiken om uit te drukken dat God of Jezus gezag hebben en uitoefenen.  Tegen de conclusie dat het woord authentein  van zichzelf geen negatieve of aanmatigende betekenis is wel iets ingebracht. We lezen dit heel duidelijk in het boek Zonen en dochters profeteren:

“deze laatste conclusie wordt bevestigd door Westfall, die met een meer linguistische methode 60 van de 82 vindplaatsen van Baldwin onderzocht. Zij concludeert dat aan alle betekenissen van authentein  in verschillende contexten kan hebben, een ‘basis semantic concept’  ten grondslag ligt: het autonome gebruik of bezit van onbeperkte macht. Van groot belang is de vraag: wie/wat heeft die macht over wie/wat? In de vindplaatsen waarin het gaat om het gezag van de ene persoon over de andere, kan van een positieve waardering van authentein slechts sprake zijn, als de bezitter of gebruiker de allerhoogste bevoegdheid heeft en soeverein regeert, bijvoorbeeld God zelf. Maar in veel vindplaatsen is er geen sprake van het bezit van absolute macht en is de strekking van het woord authentein eerder negatief. Ook in de kerk zijn geen personen of ambtsdragers die autonome en absolute macht hebben en daarom kan de betekenis van authetein  in 1 Timotheus 2:12 niet positief zijn.” [i]

Hoe moeten we dit beoordelen?  Deze conclusie komt voort uit een studie van prof Cynthia Long Westfall.  Zij gaat daarbij uit van de theorie dat elk woord een soort grondbetekenis heeft die altijd blijft meespelen. De grondbetekenis van het woord authentein  zou zijn dat er sprake is van “autonoom gebruik of bezit van onbeperkte macht”.   Als je dan teruggaat naar een groot deel van de teksten waarin dit woord gebruikt wordt, kan dit niet zo zijn. Dan moet je heel geforceerd gaan lezen. Een negatieve betekenis kan dit woord krijgen in het verband waarin het gebruikt wordt. Dan komt het negatieve uit de rest van de tekst. Het wordt ook in een bepaalde tijdsvorm van dit werkwoord gebruikt met als betekenis  je gezag aanmatigen maar die tijdsvorm wordt nu juist in 1 Tim 2:12  niet gebruikt!

Prof Westfall geeft zelf al aan dat wie haar in haar mening volgen dan ook de hele taaltheorie die ze aanhangt, die heel omstreden is, moet volgen. Wie dat niet doet, zal haar in haar negatieve betekenis van het woord authentein niet kunnen volgen Voor de duidelijkheid geef ik het citaat waarin ze dat zelf schrijft: “if these theories are not shared, or assumed for he sake of argument, the methodology will seem flawed and the conclusions will fail to convince.”[ii]  (Westfall C.L.  2014  The Meaning of authenteoo    in 1 Timothy 2:12  In: Journal of Greco-Roman Christianity and Judaism 10 p. 171

 

Hier zie je wat ik in het vorige artikel al naar voren bracht dat van heel omstreden en bijzondere vondsten gebruikt gemaakt wordt om 1 Tim 2 te laten zeggen dat het echt wel mogelijk is en eigenlijk zelfs moet dat vrouwen in het ambt komen. Een ander argument dat vooral in het deputatenrapport  ‘Samen dienen’ gebruikt wordt is dat Paulus hier schrijft dat vrouwen niet mogen leren en geen gezag over mannen mogen hebben  omdat de vrouwen in die tijd heel weinig kennis hadden. Dat zou een belangrijke reden zijn om toen te pleiten voor geen vrouwelijk lerende ambtsdragers. Dat argument wil ik hieronder bespreken.

 

ONKUNDIGE VROUWEN?

Je vindt hieronder citaten uit het deputatenrapport waarin gesproken wordt over de onkundigheid van vrouwen in die tijd.

“Hoewel een deel van de teksten lijkt te verwijzen naar de specifieke situatie in de desbetreffende gemeenten, wordt wel duidelijk dat er een rem kan zijn op de inbreng van vrouwen in de gemeente. Komt dat voort uit hun vrouw-zijn? Of moet je wellicht zeggen dat dat voortkomt uit het gebrek aan kennis van veel vrouwen in de tijd van Paulus? Hij roept hen in 1 Tim. 2:11 op zich te laten onderwijzen, wat cultureel niet gebruikelijk was in die tijd. Het lijkt erop dat het vooral dit laatste is, omdat Paulus dankbaar gebruik maakt van de inbreng van begaafde vrouwen zoals Priscilla.  ………. De essentie mag daardoor niet verloren gaan: het is aan ieder toegestaan te profeteren en te spreken, maar niet zomaar, daarvoor is kennis en inzicht nodig en zonder onderwijs is het niet verstandig te spreken.  ………..  Samenvattend: wie de zwijgteksten bestudeert, ziet daarin een oproep om in alle bescheidenheid zich te laten onderwijzen, iets dat geldt voor vrouwen en mannen, al krijgt dat voor ieder van hen een verschillende invulling, die mede bepaald is door de cultuur in die tijd. Het is aan ieder toegestaan te profeteren en te spreken, maar niet zomaar, daarvoor is kennis en inzicht nodig en zonder onderwijs is het niet verstandig te spreken.[iii]

“Grond 3 bij besluit 2  Wel bepalen deze teksten ons erbij dat wie onderricht geeft, dat behoort te doen op basis van inzicht, gaven en roeping en een manier die past bij het elkaar wederzijds dienen.”[iv]

 

Is dit nu een geldig argument? Kun je zo met wat we lezen in 1 Timotheus 2 omgaan? Als je er wat langer over nadenkt is dit een heel vreemd argument. Dat komt al naar voren als in hetzelfde deputatenrapport in dit verband Priscilla wordt genoemd. Duidelijk een vrouw met inzicht en kennis. Die samen met haar man een belangrijke rol in de gemeenten van Christus in die tijd speelde. Die ook betrokken was bij het onderwijs aan Apollos om hem duidelijk te laten zien wie Jezus Christus is. Het is ook niet alleen Priscilla die als vrouw met kennis deel is van de gemeente.  Als het zou gaan om andere vrouwen waren er zeker in de kerken vrouwen die ook in de ogen van de samenleving kennis en inzicht hadden. Vrouwen die in aanzien waren. Ik denk aan Lydia in Filippi. Ik denk ook aan wat we lezen in Handelingen 17: “Velen dan van hen geloofden, en van de aanzienlijke Griekse vrouwen en mannen niet weinigen.” Vs 12

Dan zouden toch ook zij bij dit argument  ambtsdrager hebben kunnen worden? Het is namelijk ook zo dat niet alle mannen omdat ze man zijn en deel van de  van de gemeente uitmaken ambtsdrager kunnen worden. Daarvoor zijn ook onder de mannen bepaalde voorwaarden zoals  we o.a. meteen na 1 Tim 2 in 1 Tim 3 vinden. Zie ook Titus 1:5-9

Er komt nog iets anders bij. Is het zo dat de Heilige Geest door Paulus van mannen een bepaalde opleiding vraagt voordat ze in aanmerking komen om ambtsdrager te zijn?  Nee!   De meeste mannen in Efeze waar Timotheus op het moment dat hij de brief krijgt werkt, hebben ook nooit een echte opleiding gevolgd. Het is ook  nog eens zo  dat in de tijd van het Nieuwe Testament de gemeenten vooral bestonden uit mannen en vrouwen die niet in aanzien waren. Vooral mannen en vrouwen die niet de mogelijkheid hadden gehad om een opleiding te volgen. Mannen en vrouwen die druk waren om voor zichzelf en hun gezin genoeg te verdienen om rond te komen. Niet vele aanzienlijken.  Zie 1 Kor 1:26-29  

 

Wat is belangrijk voor mannen en vrouwen in de hele Schrift? Dat ze groeien in het kennen van de HERE en Zijn Woord!  Je ziet dan ook dat vrouwen in het Nieuwe Testament ook zeker bij het onderwijs ingeschakeld zijn. De oudere vrouwen worden juist ook opgeroepen om de jongeren te onderwijzen. Titus 1:3-5 De moeders hebben een grote taak in de Schrift om de kinderen de weg van de HERE te leren. Vrouwen worden opgeroepen om juist hun hart en aandacht op de HERE en het kennen van Hem te richten.  Het argument dat vrouwen te weinig kennis hadden dat hier gebruikt wordt,  is heel vreemd. Dat argument wordt ook in Efeze 5 niet gebruikt als het gaat om het hoofd zijn van de man in het huwelijk. Het elkaar onderdanig zijn van Efeze 5:21 betekent juist dat man en vrouw samen zich stellen onder Christus als het hoofd en zich door Hem laten leren en leiden.  Ook als het gaat om de onderlinge verhouding die Christus ons als man en vrouw in het huwelijk geeft. Zo is het ook in de kerk. Paulus argumenteert ook in 1 Tim 2 niet vanuit kennis die mannen wel zouden hebben en vrouwen niet. Het argument is er echt bij gezocht. Het is dan ook heel vreemd dat dit argument in het rapport een duidelijke plaats krijgt terwijl iets ander wat Paulus duidelijk zegt bijna niet uit de verf komt. Namelijk dat de grond voor het niet leren en gezag hebben als lerende ambtsdrager in de kerk o.a. in de volgorde bij de schepping ligt. Wat Paulus duidelijk zegt onder leiding van de Geest wordt heel weinig in rekening gebracht terwijl een gezochte reden  veel meer naar voren komt. Zo wordt de Schrift in zijn duidelijkheid onduidelijk gemaakt! Die onduidelijkheid is dan in het rapport weer een reden om niet zoveel in onze tijd met 1 Tim 2 en 1 Korinthe 14 te kunnen.  Heel vreemd!

Het is duidelijk dat ons op deze manier niet de weg gewezen wordt die de Geest ons juist wel wijst.

In een volgend artikel wil ik graag ingaan op wat ds Matthijs Haak over het rapport ‘Samen dienen’ geschreven heeft. Ik heb op een bepaalde manier heel veel waardering voor wat hij schrijft. Ik voel me op bepaalde punten ook duidelijk aan hem verwant terwijl we op een beslissend punt sterk uit elkaar gaan. Ik hoop daar volgende week nog over te schrijven

 

Staphorst  30 november 2016

 

 

[i]  Henk Folkers e.a. Zonen en dochter Boekencentrum 2016  p. 150

[ii] Westfall C.L.  2014  The Meaning of authenteoo    in 1 Timothy 2:12  In: Journal of Grec0-Roman Christianity and Judaism 10 p. 171

[iii]  Samen dienen p. 20

[iv]  Samen dienen p. 67

 



BIJBEL EN CULTUUR

Voor de derde keer enkele opmerkingen bij het actuele debat over vrouw in het ambt

 

In twee eerdere artikelen heb ik gereageerd op de discussie over vrouw in het ambt dat op dit moment vooral in de GKV gevoerd wordt. Een opmerkelijke reactie daarbij komt van ds Matthijs Haak die predikant is van de GKV in Dordtrecht. In het tweede artikel dat ik schreef, liet ik al doorschemeren dat ik een bepaalde verbondenheid met hem voel.

 

Verbondenheid

 

Het is een verbondenheid die veel mensen waarschijnlijk verbaast. Dezelfde verbondenheid voel ik ook met iemand als dr S. Paas terwijl we op fundamentele punten verschillen. Waarin ligt nu die verbondenheid?  Op het punt dat zowel Haak als Paas steeds weer heel sterk benadrukken dat we kerk zijn in de wereld van 2016. Dat we midden in de cultuur van vandaag in Nederland staan. De HERE roept ons dan ook om juist in deze tijd christen te zijn en de mens van deze tijd met het evangelie te bereiken. Dat betekent dat we ons niet moeten en zelfs niet mogen opsluiten in het verleden. We zijn geroepen om in de taal en de cultuur van deze tijd het evangelie uit te dragen. We zijn het aan de broeders en zusters in de kerk en heel in het bijzonder ook aan de jeugd in de kerk verplicht om de wereld van vandaag te kennen. Om op de vragen die er in onze tijd leven en op het gevoel dat er in onze tijd is antwoord vanuit Gods Woord te geven. We komen er niet met te denken en te zeggen dat we terug moeten naar hoe het 40 jaar geleden was. We laten gemeenteleden in de kou staan als we doen alsof we leven in de wereld van toen. We hebben de roeping van de HERE gekregen om met het evangelie van Jezus Christus midden in de wereld van vandaag en van de toekomst te staan voor zover de HERE die geeft.  Als we dat niet doen dan zijn of worden we alleen conservatief. Dan worden we een museum waar in het leven vanuit de Geest door Christus gaat ontbreken. Dan verzaken we onze roeping om juist met het Woord in de wereld te staan en in eigen tijd te laten zien wat het evangelie te zeggen heeft voor de mensen van onze eigen tijd. Zonder maar iets van Gods Woord te hoeven af te doen. Maar om juist in de taal van onze tijd te laten zien hoe actueel, hoe veelzeggend, hoe beslissend het evangelie is voor de mens van vandaag en morgen. De HERE is de eeuwige God die Zijn Woord gegeven heeft, dat het licht is, voor mensen van alle tijden en culturen.  Wat is het nodig dat we juist in kerken waar we vast willen houden aan de Bijbel als Gods onfeilbare Woord daar werk van maken. Door eigentijds te spreken, te preken en in te gaan op het gevoel en meningen van eigen tijd. De passie om christen te zijn in onze eigen tijd en zo te leven deel ik met bijvoorbeeld Matthijs Haak.  Toch is er tussen ons ook een steeds groter wordende afstand. Dat heeft o.a. te maken met hoe je leeft vanuit  de band met Christus vanuit het Woord en in de cultuur van vandaag.  Daarbij gaat het dan om de verhouding tussen de Bijbel en de cultuur. Daarop kom ik zo uitgebreid terug.

 

Eerlijk

 

Iets anders wat ik in ds Haak waardeer is zijn eerlijkheid. Hij maakt in zijn artikel duidelijk dat hij vindt dat we eerlijk moeten zeggen dat niet de Bijbel maar de cultuur, de tijdgeest ons brengt tot de verandering van standpunt ten opzichte van vrouw in het ambt. Hij protesteert er daarom tegen dat nu het standpunt voor vrouw in het ambt Bijbels wordt genoemd en het 10 jaar geleden nog andersom was.

In een eigen samenvatting van zijn langere artikel beschrijft hij het zo: “De GKV heeft altijd gezegd: Bijbels gezien kunnen vrouwen – hoe graag wij dat misschien ook zouden willen – geen ambtsdrager zijn. Maar nu zegt het rapport twee dingen: 1/ dat de praktijk onze bijbelse standpunten heeft ingehaald en 2/ dat er daarom een Bijbelse bezinning nodig is. Vervolgens wordt de Bijbel zo gelezen dat vrouwen tóch ambtsdrager kunnen zijn. Dat is niet geloofwaardig. De GKv zal eerlijker moeten zijn. Allereerst ten opzichte van zichzelf. Want waarom was het nog niet zo lang geleden ‘Bijbels’ dat vrouwen géén ambtsdrager konden zijn? De Bijbel is niet veranderd. We hebben van de Heer een andere houding ten opzichte van onze cultuur geleerd. Een cultuur die doordrenkt is van het christendom. Een cultuur waarin vrijheid en gelijkheid domineren. Als de GKv niet eerlijk spreekt over haar veranderde houding, heeft een gesprek over vrouw en ambt geen zin. Iedereen kan zeggen dat zijn of haar standpunt Bijbels is. Het wordt dan een touwtrek-wedstrijd met de Bijbel als touw.”[i] Tot zover ds Haak.

 

Een duidelijk voorbeeld van verandering van standpunt  zie je o.a.  bij een van de deputaten die nu voorstelt om de ambten voor de vrouw open te stellen. Dan denk ik nu aan prof E.A. de Boer. In 2006 is van hem het boekje ‘Zij aan zij’  verschenen.  In die tijd was voor hem wat we lezen in 1 Tim 2 nog wel duidelijk. Hij schrijft er dan o.a. over dat mensen die zeggen dat Paulus hier gebruik maakt van rabbijnse exegese toch met een verkeerd argument komen. Het is een lang citaat maar van waarde. Toen schreef prof de Boer deze behartigenswaardige woorden:

“We dreigen te veel onderscheid te maken tussen Paulus, de rabbijnse geleerde, en de apostel, die zich door Christus geroepen weet. Er is alle ruimte in de gereformeerde Schriftleer over de menselijkheid van de Bijbelschrijvers te denken. Maar Paulus’ argumenten in 1 Tim 2:13,14 worden nergens in de rabbijnse literatuur op vergelijkbare wijze teruggevonden. Hoe kunnen we ooit bewijzen dat in dit speciale geval een bijzondere manier van redeneren te vinden is? Dat vind ik veelal het gevaar van een zwaar beroep op hoe het in de wereld van toen volgens onze kennis was. Hoe zeker is onze kennis van historische omstandigheden van zo lang geleden?

Daar tegenover staat Paulus’ besef apostel te zijn. Hij zette zichzelf in vers 7 stevig neer ten aanzien van het evangelie van de Middelaar:  ‘Om te verkondigen ben ik als apostel aangesteld. Ik spreek de waarheid, en lieg niet – ik ben aangesteld als leraar voor de heidenen om hun het geloof en de waarheid te onderwijzen’.  Met datzelfde gezag stelt hij in vers 8 ten aanzien van mannen: ‘Ik wil dit…!’ En vervolgt hij in vers 9 ten aanzien van vrouwen: ‘ook ik wil dat vrouwen…’ en  ‘Ik sta haar niet toe dat zij onderwijst…’ Als Paulus zich ten slotte zo sterk op de Schrift, op de eerste hoofdstukken van Genesis beroept, buig ik voor het gezag van de apostel. Hij schrijft immers over het hart van het evangelie en de missie van de kerk! En ik herinner mij de overeenkomsten met 1 Kor 14:34-36.”[ii]     

We zien hier de ommezwaai zoals die er binnen 10 jaar gekomen is.

 

Er zijn er in de GKV ook die heel concreet in de synodaal gereformeerde kerken in de moeite kwamen toen ze geconfronteerd  werden met de vrouw in het ambt en toen ongeveer 40 jaar geleden met open armen in de GKV ontvangen werden. Ik ben blij met de eerlijkheid. Ik ben blij dat duidelijk uitgesproken wordt dat er anders tegen de verhouding tussen het Woord van God en de cultuur aangekeken wordt dan bijvoorbeeld 40 jaar geleden. Dat dit de diepere oorzaak is voor de verandering van standpunt.  Ik ben ook dankbaar voor wat ds Haak duidelijk maakt dat de manier van denken in het rapport ook op allerlei andere punten gaat leiden tot verandering van standpunt. Bij het denken volgens de lijnen van het rapport  ‘Samen dienen’ is er ook geen echte tegenstand meer voor het aanvaarden van homoseksuele verhoudingen in liefde en trouw en verliest ook het huwelijk zijn unieke status.

De verhouding tussen de Bijbel als het Woord van God en de cultuur is nu juist het punt waarop ds Haak en ik duidelijk met mekaar verschillen. Dat is ook de oorzaak waarom mijn weg en die van de GKV ruim een jaar gelden van elkaar scheidde. Daarover nu nog iets meer.

 

Bijbel en cultuur

 

Ik geef hier enkele gedeelten uit het artikel van Haak weer waarin duidelijk wordt hoe hij over de verhouding tussen Bijbel en cultuur is gaan denken:

“Toch hebben de deputaten naar mijn mening een groot geloofwaardigheidsprobleem. De winst die ze boeken in dit eerlijke rapport had op dit cruciale punt groter kunnen en moeten uitvallen. Dat had gekund als de deputaten ronduit hadden toegegeven dat beslissend is hoe je als kerk in je cultuur staat; een cultuur die is opgekomen in een door het christendom doordrenkte maatschappij waarin de aandacht voor het ik en bijbehorende gelijkheid en vrijheid voor iedereen bepalend is.[iii] Eerlijk was geweest om toe te geven dat ons inmiddels duidelijk is geworden dat een manier van Bijbel lezen meer bepalend is, dat de context waarin geschreven is en gelezen wordt, en de cultuur waarin geschreven en geleefd wordt van grotere invloed is dan we tot op heden hadden aangenomen. En dan met het accent op de cultuur waarin we vandaag leven en lezen.”

 

“Het tweede is dat ik me meer ging realiseren dat de tijd/cultuur waarin je leeft niet gelijk onder een (theologisch) oordeel hoeft te staan (‘Gij geheel anders’!). Zo simpel is het niet: onze westerse cultuur met bijbehorende vrijheid, gelijkheid en autonomie is niet los te zien van ontwikkelingen waarin het christendom een belangrijke rol speelde.[xviii] Dank God voor zoveel goeds daarin (waarmee – moet ik dat nog zeggen? – niet gezegd is dat daarmee alles ‘dus’ goed is in onze cultuur).”[iii]

 

Dat de cultuur invloed op ons heeft, is heel duidelijk. We ademen de lucht van de tijdgeest elke dag in.  Dat is waar. Een van mijn grote bezwaren tegen wat haak hier schrijft is dat de cultuur zoals we die nu meemaken een soort eigen kracht en openbaring naast de Bijbel wordt. Er zou door de invloed van het christelijke geloof een cultuur zijn ontstaan die door de Geest een soort zelfstandige werking naar het goede zou zijn. Het christelijke geloof zou daarin krachten gebracht hebben die zo doorwerken dat we die moeten volgen als een soort voortgaande openbaring.

Een van de belangrijke vragen is of je zo over de cultuur kunt spreken. Of je zo over een cultuur kunt spreken die in het verleden sterk door het christelijke geloof beïnvloed is. Ik meen van niet. Ik noem twee redenen waarvan de laatste voor mij beslissend is.

  1. Bij Haak wordt de cultuur die wij hier in Nederland in 2016 hebben op een voetstuk geplaatst. Er zijn meer culturen die sterk door het christelijke geloof gestempeld zijn maar niet tot dezelfde gevolgtrekkingen komen. Als we denken aan de cultuur in het oosten van Europa en in Rusland dan komen daar ondanks de beïnvloeding van het christelijke geloof andere dingen uit.    De cultuur van ons in het westen van Europa wordt zo wel verheven boven de rest van de wereld. Hier klinkt voor mij toch te veel een superioriteitsgevoel door.  Alsof wij de christelijke en beschaafde cultuur en wereld zijn.
  2. Mijn belangrijkste bezwaar is dat de cultuur een soort eigen kracht krijgt.  Als ik dan de Bijbel lees als het zuivere Woord van God dan zie en lees ik iets heel anders. Ik noem een paar dingen:
  3. De HERE heeft het volk Israël opgezocht en Zijn wet als een geweldig voorrecht aan dit volk gegeven. Hij zorgde er voor zelfs met direct ingrijpen dat het bestaan van Israël gestempeld werd door het leven met Hem. De cultuur van dit volk werd door Gods Woord en ingrijpen diep beïnvloed door Zijn Woord.    De Geest zorgde onder dat volk ook altijd voor mensen die in liefde aan de HERE en Zijn Woord verbonden waren.  Betekende dat nu dat er een soort kracht kwam waardoor de cultuur zich met een eigen kracht de goede kant op ontwikkelde?

Beslist niet!  Hoe groot en diep is de afval steeds weer. Hoe sterk bepaalde dat steeds weer de cultuur en het volksbestaan.  Wanneer het zuivere Woord van God niet meer met het hart werd gevolg kwam er afval van de HERE! Dan werd de cultuur juist de verkeerde kant opgestuurd. Is er enige reden om te denken dat wij het nu beter zouden doen?

  1. In het verlengde van wat we in het eerste punt zagen, zien we het ook in het Nieuwe Testament.  Zelfs in de gemeenten die ontstaan door de verkondiging van het evangelie! Dat is ook van belang voor het laatste waar we in dit artikel bij stilstaan. Als je eens denkt aan de brieven die Christus aan de zeven gemeente in het boek Openbaring schrijft, lees je daar ook intens vermaan. Dan lees je van afval nadat er eerst de eerste liefde was zoals in de gemeente van Efeze. Dan lees je van dwaalleer en een leven dat los komt van het Woord van de HERE. Dan is er geen cultuur die doorwerkt. Dan wordt teruggeroepen naar de gehoorzaamheid aan het door God gegeven Woord!    

Als het al zo in de kerk is en met de kerkcultuur dan is dat zeker zo met de algemene cultuur.  Je leest ook steeds weer dat we onszelf en ook de wereld om ons heen moeten toetsen aan het Woord van God.  De cultuur zelf wordt nergens een normatief iets voor Christus’ kerk.  Het gaat om het Woord van God dat een lamp is en moet blijven in deze donkere wereld. Denk bijvoorbeeld aan 2 Petrus 1: “En wij hebben het profetische woord, dat vast en zeker is, en u doet er goed aan daarop acht te slaan als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart.  Dit moet u allereerst weten, dat geen enkele profetie van de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat;  want de profetie is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven, hebben gesproken.“

We hebben altijd weer wat in ons leven speelt en hoe er in de cultuur om ons heen gedacht, gesproken en gehandeld wordt te toetsen aan Gods Woord dat ook het Woord van Christus is.  Zo leren we in het licht van Christus te leven.  De Geest leert ons juist door het Woord Christus kennen zoals Hij is. Wij hebben dan ook wat er in de wereld om ons heen speelt daaraan te toetsen. Je ziet dat bijvoorbeeld in Kol 2:  “Zoals u dan Christus Jezus, de Heere, hebt aangenomen, wandel in Hem,

 geworteld en opgebouwd in Hem, en bevestigd in het geloof, zoals u onderwezen bent; wees daarin overvloedig, met dankzegging. Pas op dat niemand u als buit meesleept door de filosofie en inhoudsloze verleiding, volgens de overlevering van de mensen, volgens de grondbeginselen van de wereld, maar niet volgens Christus. Want in Hem woont heel de volheid van de Godheid lichamelijk.” Vs 6-9.

De cultuur wordt ons in de Schrift niet voorgesteld als een zelfstandig iets waarin Gods openbaring tot ons komt. De cultuur moet juist getoetst worden aan het door God gegeven Woord en we moeten ons inzetten om de cultuur als dat mogelijk is al meer in overeenstemming met Gods Woord te brengen. Al meer volgens de wil van Koning Christus zoals we die vanuit het Woord kennen. Juist in Christus en in Zijn Woord ligt het antwoord vanuit de kerk aan de wereld. Ook aan elkaar in Christus’ kerk.

In de gedachten van ds Haak wordt volgens mij kracht en de macht van zonde veel te weinig in rekening gebracht. Het van nature niet volgens Gods wil willen leven geldt ook voor de cultuur. Als die niet meer gedragen wordt door levend geloof, door de levende band met Christus als Heer zal het juist de verkeerde kant op bewegen. Dat zien we in de westerse wereld voor onze ogen gebeuren.

 

Gemeente als antwoord

 

Ds Haak meent dat de gemeente het antwoord op de cultuur van vandaag en morgen  is. . Hij beschrijft het zelf zo:  “ Het gaat helemaal niet om meegaan in de cultuur (deputaten, zie hierboven). Dat is waar de discussie vaak over gaat in onze kerken. Maar zo worden we geframed en loopt ieder gesprek vast. Het gaat erom dat je in de cultuur van vandaag leeft en daarin het antwoord bént aan de cultuur; het antwoord dat Jezus geeft. Het antwoord in bijvoorbeeld de zaken die hierboven aan de orde komen. Het nieuwe gebouw dat nodig is, is deze geloofsovertuiging. Dat we op alle fronten waarin onze cultuur zich beweegt, zeggen: zo zijn wij ook en daarin laten wij ons door Jezus aanspreken. Zó worden we anders omdat we anders – vanuit Jezus – naar onszelf leren kijken.    ….. Minstens moet dit erbij: waarom is het zo goed en belangrijk dat vrouwen ambtsdrager zijn? Omdat de gemeente en de buitenstaander dan kan zien dat God vrouwen tot hun recht laat komen in de gaven die Hij hen geeft. En dat vrouwen niet optreden om hun gelijkheid op te eisen zoals in onze cultuur het geval kan zijn. Een vrouw in de gemeente verkondigt het gelijk – het recht – van Jezus. Zo wordt de Heer geprezen. Dat kan in onze tijd niet anders dan door mannen en door vrouwen. Tenzij, natuurlijk, we een ‘taal’ willen spreken die niemand van onze tijd nog kent, de ‘alleen-de-man-taal’. Desnoods, negatief gezegd is het hierom belangrijk: om daarmee christenen en de buitenstaanders de mond te snoeren (‘wij/jullie discrimineren!’) zodat ieder erkent dat Gód in ons midden is. Door vrouwen ambtsdrager te laten zijn, zijn we Jezus’ antwoord aan onze cultuur. Voor sommige gelovigen misschien wennen; voor velen een ‘woord’ dat men goed zal verstaan. (Net zoals we een predikant die open is over z’n eigen twijfel vandaag niet ontslaan maar juist onder de aandacht brengen: hij spreekt de (onzekerheids)taal van vandaag en is zo het antwoord dat Jezus geeft.[xx] En ga maar door in het bedenken van voorbeelden)”[iv]

 

Ik kan het niet anders zien als dat er eerst iets aan de Schrift toegevoegd is. Namelijk dat tegen het Woord van de Geest in vrouwen  in alle ambten moeten kunnen dienen. De gemeente wordt op deze manier de plaats waar we verder schrijven aan Gods openbaring. Wat de cultuur als goed en rechtvaardig ervaart, wordt in ieder geval minimaal norm naast de Schrift. Dat is iets heel anders dan vanuit de Schrift zoeken naar antwoorden op vragen en zaken die in onze tijd spelen en nog niet op dezelfde manier in de tijd van de Bijbel. Al met al moet je concluderen dat we op een verschillende manier de Schrift lezen. Ik wil mij laten leren door de Geest. Door het Woord dat Hij gegeven heeft en waarvan Hij zegt dat het voor 100% betrouwbaar is voor alle tijden. Het Woord is zelf het antwoord, Christus die het Woord is, is het antwoord. Het door God gegeven Woord is ook in decultuur van vandaag het antwoord van God op de cultuur en de kerk heeft de taak om in leer en leven dat Woord door te geven als Gods antwoord.  Laten we goed beseffen dat dit een groot verschil is met de opmerking dat de  gemeente het antwoord is. De gemeente heeft juist in diepe afhankelijkheid en toegerust door de Geest Gods Woord in de cultuur hebben te verkondigen ook als dat voor onze cultuur een aanstoot en een ergernis is. Gods orde die Hij ons in Zijn Woord laat zien is goed voor de wereld, voor elke cultuur.

 

  

[i] Matthijs Haak Korte samenvatting ‘Bijbelse’ vrouwelijke ambtsdragers. Verandert de GKv?:   https://jmhaak.com/2016/11/21/korte-samenvatting-bijbelse-vrouwelijke-ambtsdragers-verandert-de-gkv/

[ii] E.A. de Boer 2006 Zij aan zij  p. 94  Barneveld De Vuurbaak    

[iii] Matthijs Haak  ‘Bijbelse’ vrouwelijke ambtsdragers. Gedachten bij het deputatenrapport GKv:  https://jmhaak.com/2016/11/13/bijbelse-vrouwelijke-ambtsdragers-gedachten-bij-het-deputatenrapport-gkv/

[iv] Matthijs Haak  ‘Bijbelse’ vrouwelijke ambtsdragers. Gedachten bij het deputatenrapport GKv:  https://jmhaak.com/2016/11/13/bijbelse-vrouwelijke-ambtsdragers-gedachten-bij-het-deputatenrapport-gkv/

 

 

Beste broeders

 

Het is voor mij ruim anderhalf jaar geleden dat ik de GKV verliet om predikant te worden bij de Gereformeerde Kerk Nederland van Zwolle e.o.  Dat was een moeilijke stap die veel verdriet met zich meebracht. Die stap had o.a. te maken met een punt dat een belangrijk onderdeel van uw agenda vormt: de openstelling van de ambten voor vrouwen. Het duidelijke verzet daartegen vanuit de Schrift was een van de belangrijkste punten van een al grotere verwijdering.

Er zijn van die dingen die in je leven met je meegaan. Dat zijn in mijn leven o.a. vragen rond het gezag van de Schrift en daarmee verbonden de openstelling van de ambten voor vrouwen. Ik was 15 jaar toen wij als gezin  de Gereformeerde kerken synodaal verlieten. De concrete aanleiding  was de invoering van de vrouw in het ambt in de gemeente waar we bij hoorden.  Het gevolg is geweest dat dit punt bij mij altijd een bijzondere belangstelling had. Ik heb me ook vaak weer afgevraagd of dit nu wel zo belangrijk is. Steeds weer nieuwe publicatie gaan lezen om te kijken of toch op grond van de Schrift er goede argumenten zijn om vrouwelijke ouderlingen en predikanten te krijgen. Tot nu toe doe ik dit en heb dan ook met belangstelling het rapport gelezen dat op uw synodetafel ligt en o.a. ook het boek: ´Zonen en dochters profeteren´. Verder ook veel artikelen die hier omheen verschenen zijn.

Het bijzondere is dat als je je er al jaren mee bezighoudt je weinig echt nieuwe argumenten meer leest. Het wordt als duidelijker dat de argumenten die zich voor de vrouw in het ambt uitspreken uiteindelijk uit de cultuur komen waarin we leven. Als er gesproken wordt over nieuw inzicht in de Schrift dan moeten we bedenken dat wat nu als nieuw inzicht wordt gepresenteerd de laatste 100 jaar op allerlei manieren al naar voren is gebracht. O.a. het proefschrift  van K.K. Lim  ‘In het spoor van de vrouw’ maakt dit duidelijk. Er is geen sprake van een nieuw inzicht maar van een door ons andere manier van lezen van de Schrift. Al meer een lezen vanuit de mens en onze eigen ervaring. Het is waar dat onze ervaring en gedachten heel erg met de Schrift kunnen botsen. Een heel duidelijk voorbeeld daarvan is als de Here Jezus in Mattheus 19 spreekt over het huwelijk. Hij maakt duidelijk dat het huwelijk er is voor 1 man en 1 vrouw en dat daarin het gaat om levenslange trouw aan elkaar.  De leerlingen van de Here Jezus zeggen als het zo moet kun  je maar beter niet trouwen. Toch wijst de Here Jezus ze de weg die de HERE al in het paradijs wees. Christelijk leven is leven volgens de wil van God zoals Hij die in de Schrift aan ons gegeven heeft. Daar komt de cultuur niet altijd mee uit. Dat blijkt ook in het rapport als er gezegd wordt dat de Schrift wijst op de koppositie van de man maar dat we daar nu in onze tijd niet goed vorm aan kunnen geven. Een andere uitvlucht is dat je over twee lijnen in de Schrift gaat spreken. Volgens het verslag van het RD wordt er dan opgemerkt dat aan de ene lijn in de afgelopen eeuwen genoeg recht is gedaan en dat het nu tijd is voor de andere lijn. Dan is mijn vraag: Is de HERE en daarmee Zijn betrouwbare Woord iemand van twee tegenstrijdige lijnen? We belijden toch vanuit de Schrift dat de HERE een is. Dat Hij eenvoudig is. Dat betekent dat er bij Hem echte eenheid en geen tegenstrijdigheid is.

Broeders met liefde en verbondenheid roep ik u op om de HERE volgens Zijn Woord te volgen. Om met dat Woord dapper in de samenleving te staan en recht te doen aan de Schrift die laat zien dat vrouwen niet in het ambt in de kerk horen. Dan doet u ook recht aan de goede positie van de vrouw zoals de HERE die bij de schepping heeft gegeven.

Als u zich gewonnen geeft aan het zogenaamde  “nieuwe inzicht” komt u in strijd met de uitleg die de Geest o.a. in 1 Tim 2:9,10 van Genesis 1-3 geeft. Dan slaat u de uitleg van de Geest in de wind. Het gevolg zal zijn dat in de loop van de jaren op veel meer punten de cultuur en de ervaring het gaan winnen in de kerken van de weg die de Geest in de Schrift wijst. Het zal ook betekenen dat u zich in feite bij een andere familie van kerken gaat voegen.  Kerken die niet meer alleen staan op het fundament van Schrift en belijdenis. Kerken waar de vrijzinnigheid hoe voorzichtig ook een wettige plaats gaat krijgen. Broeders houd hier de wacht!

 

Broeders ik schrijf deze brief in liefde en bewogenheid. Ik zie uit naar de dag dat u vanuit liefde en trouw aan de Schrift nee zegt tegen het rapport en vanuit de Schrift duidelijk koers kiest. Ik zie uit naar de dag dat we op grond van die trouw aan het door God gegeven Woord weer een kunnen zijn. Met velen die ook zo vanuit Gods Woord in liefde tot Christus willen leven. Daarvoor bid  ik. Daarop hoop ik tot eer van God. Ik bid u de leiding van Gods Geest de komende tijd toe.

 

Ds Rob Visser

Oosterparalelweg 5

Staphorst         



VERDRIET EN VERLANGEN

 

Aanleiding

 

Het is donderdag 15 juni. Je weet dat de synode van de GKV vandaag besluiten gaat nemen over de vrouw in het ambt. Ik ben de hele dag bij een andere gelegenheid. Toch gaan mijn gedachten en hart steeds weer naar de vergadering van de synode. Wat zal er gaan gebeuren?  Hoe gaat deze vergadering om het het Woord dat we van de HERE door Zijn Geest voor alle tijden gekregen hebben.  Wat betekent dit ook voor de toekomst als het gaat om het lezen en toepassen van wat er in de Bijbel staat?

Je gedachten en je gebeden gaan zelfs  dan  naar de HERE op. Je hoopt en bidt dat het Woord van de HERE als de gezaghebbende stem in de bespreking en bij de besluiten gevolgd wordt. Dan kom je rond 23.30 thuis. Dan blijkt het dat het ambt van diaken en ouderling opengesteld is. De volgende dag zal nog gesproken worden over het ambt van predikant. Juist omdat het ouderlingenambt met grote meerderheid opengesteld is, kan het bijna niet anders als dat dit ook voor predikanten gaat gelden. Dat blijkt de volgende dag ook zo te zijn. Er is eerst nog sprake van dat de feitelijke invoering pas over drie jaar zal plaatsvinden maar dat blijkt later toch niet zo te zijn. Verder wordt er op gewezen dat de gronden die de deputaten gegeven hebben voor de openstelling van de ambten voor de ouderlingen en predikanten aangevuld zijn omdat een deel van de vergadering de Bijbelse onderbouwing te mager vond.  Ik ga me daarom nu eerst richten op die aanvulling die er gegeven is. Geven die gronden nog een ander zicht op de zaak. Zijn die vanuit de Schrift wel overtuigend? Betekenen die gronden dat de afgevaardigde ouderling Jan Jarig van der Tol, die een stemverklaring aflegde, het mis had toen hij zei dat de Schrift vogelvrij binnen de GKV geworden is. Hij heeft daarbij  ook nog aangegeven dat het Woord en de Geest van elkaar losgemaakt zijn. Had hij gelijk of moeten we ons laten overtuigen door de nieuwe gronden?

We gaan nu naar de aanvullende argumenten kijken.

 

Gronden onder het besluit

 

Ik geef nu hieronder letterlijk weer wat die aanvullende gronden zijn. Ze worden genoemd in besluit 4:

Besluit 4:

uit te spreken dat er Schriftuurlijke gronden zijn om naast mannen ook vrouwen te roepen tot de dienst in het opzicht, het pastoraat en het onderwijs en daardoor tot het ambt van ouderling.

 

Gronden:

  1. De figuren van Mirjam (Micha 6:4) en Debora (Recht. 4-5) laten vrouwen in het oude verbond zien die in samenwerking met mannen optreden in bestuur en rechtspraak.
  2. Zij konden daartoe ook door God geroepen worden, zoals blijkt uit Micha6:4, waar de Heer aan Israel voorhoudt: 'Ik zond...Mirjam om jullie voor te gaan.'
  3. Terwijl het Nieuwe Testament mannen als ouderen-oudsten noemt worden ook oudere-oudste vrouwen opgeroepen tot voorbeeld en zielszorg (Titus. 2:3-5).
  4. Paulus' aanduiding van Junia en haar man Andronikus als apostelen die veel aanzien genieten, Rom. 16:7, of van andere echtparen als zijn medewerkers, Rom. 16:3, en zijn vermelding van echtparen en van een broer en zus bij wie aan huis een gemeente samenkomt, Rom 16:5,15 wekken de indruk dat man en vrouw in een gelijkwaardige positie samen leiding geven in Christus' gemeente.

 

Zijn dit nu sterke argumenten? Laten we er eens rustig naar kijken.  Ik ga het even punt voor punt bij langs.

  1. Mirjam en Debora moeten er nu voor dienen om te zeggen dat ouderlingen ook vrouwen mogen zijn. Mijn eerste vraag is of we bij Mirjam en Debora te maken hebben met een taak, een ambt waartoe God roept dat er steeds is.  Als het om ouderlingen gaat, hebben we te maken met een vast ambt. Een taak waartoe God in de kerk van het Nieuwe Testament steeds roept en waarvoor Hij ook duidelijke voorwaarden gegeven heeft. Niet ieder belijdend lid in de gemeente kan ouderling worden. De Geest zelf geeft ons in 1 Timotheus 3 en Titus 1:5-9 juist aan waaraan broeders in de gemeente moeten voldoen om ambtsdrager te kunnen zijn.

De HERE riep Debora in bijzondere omstandigheden om richteres te zijn. Het richter zijn was een tijdelijk ambt waartoe de HERE in bijzondere omstandigheden riep. Als dit een bewijs moet zijn dat vrouwen ook ouderling  moeten kunnen zijn dan zou je ook kunnen zeggen dat kinderen van 8 jaar ouderling moeten kunnen zijn. De HERE riep namelijk Josia als 8 jarige tot het koningschap. Op Mirjam kom ik bij het tweede punt terug. Er zou nog veel te zeggen zijn over het punt waarom de HERE op dat moment Debora riep om richteres te zijn maar daarvoor is er nu te weinig ruimte. Een ding is duidelijk dat dit een heel willekeurig Schriftberoep is als het gaat om het ambt van ouderling dat de Geest aan de kerk gegeven heeft om er steeds weer te zijn.

  1. Mirjam komt voor in de eerste en de tweede grond voor het besluit om het ambt van ouderling open te stellen voor de vrouw. Dit moet wel een heel sterk argument zijn als het in twee gronden gebruikt wordt. Er wordt hier gewezen op Micha 6:4: “Ik heb u immers uit het land Egypte geleid, u verlost uit het slavenhuis. Ik heb ​Mozes, ​Aäron​ en ​Mirjam vóór u uit gezonden.”

Gaat deze tekst over het punt  door wie HERE Zijn volk in de tijd van Micha en daarna wil laten leiden? Er is niets dat daarop wijst. De HERE geeft antwoord op de klacht dat de HERE Zijn volk in de steek gelaten zou hebben. Hij wijst er dan in Micha op hoe verkeerd er door de mensen die door de HERE geroepen zijn, leiding wordt gegeven. Gods volk en vooral de leiders maken er een puinhoop van.  De HERE zelf was het die Zijn volk bij de uittocht uit Egypte leiding gaf door Mozes, Aaron en Mirjam. Ieder van hen op hun eigen plaats en met een eigen verantwoordelijkheid!  Het is dan heel vreemd om Mirjam op te voeren als voorbeeld dat vrouwen nu het ambt kunnen bekleden dat vooral door regeren, opzicht en tucht gekenmerkt wordt. Want wat gebeurde er op het moment dat Mirjam geen genoegen nam met de plaats die de HERE haar gegeven had  en  zich ook met het regeren en de opzicht en tucht wilde bemoeien: Toen kwam  juist Gods straf over haar leven. Je kunt dat lezen in Numeri 12. Ze had van de HERE een bijzondere plaats gekregen bij het loven van de HERE. Zie Exodus 15:20,21.  Ook hier gaat het net als bij Debora niet om een geregeld ambt. Zodra Mirjam meer wil wordt ze juist door de HERE op haar plaats gezet.

Ook dit is een heel vreemde grond om nu voor vrouwelijke ouderlingen of predikanten te pleiten. Deze grond is een heel willekeurige manier van het gebruiken van de Schrift.

 

  1. In de derde grond wordt gewezen op Titus 2:3-5: “Evenzo moeten deoudere vrouwen in hun gedrag zijn zoals het ​heiligen​ past: geen kwaadspreeksters, niet verslaafd aan veel ​wijn, maar leraressen van het goede,  opdat zij de jongere vrouwen leren verstandig te zijn, hun man lief te hebben, hun ​kinderen​ lief te hebben, bezonnen te zijn en kuis, te zorgen voor hun huishouden, goed te zijn, hun eigen mannen onderdanig te zijn, opdat het Woord van God niet gelasterd wordt.”

De grote vraag is hier of het hierbij om een aparte taak in de gemeente gaat waarvoor bepaalde leden van de gemeente aangesteld moeten worden. Wanneer we Titus 1 en 2 lezen zien we dat dit niet het geval is. In Titus 1 lezen we dat Titus de opdracht krijgt om mannen  aan te stellen als ouderlingen die de gemeentes moeten leiden. Dat moeten mannen zijn die aan bepaalde voorwaarden voldoen. Daarna geeft Paulus door de leiding van de Heilige Geest in hoofdstuk 2 aanwijzingen voor de hele gemeente! Voor oudere mannen, oudere vrouwen, voor jonge mannen en jonge vrouwen. Hij laat daarin ook zien hoe juist de oudere mannen en vrouwen voorbeelden voor de jongeren moeten zijn. Dat is de taak die we als gelovigen voor elkaar hebben. Wat vroeger vaak het ambt van alle gelovigen genoemd werd. Daarbij hebben de ouderen voorbeelden te zijn voor de jongeren onder leiding van de mannen die tot het ambt van ouderling zijn geroepen. Ook hier vinden we een heel zwakke grond onder het besluit om ook vrouwen ouderlingen te laten zijn.

 

  1. De laatste grond die het besluit moet dragen is wat er in Romeinen 16 over Andronikus en Junia  gezegd wordt. Dit moet wel een hele sterke grond zijn als je ziet dat de eerdere drie dat zeker niet zijn. Over wat we in Romeinen 16 over Andronikus en Junia staat, is ook veel te zeggen. Je ziet ook vertalingen waar je geen Junia lees maar Junias.  Maar we gaan nu uit van Junia als vrouw. Wie gewoon leest wat er staat, ziet dat ook dit een heel zwakke grond is.

Ik haal even aan wat professor van Bruggen hierover schrijft in zijn verklaring van het boek Romeinen: “Paulus schrijft dat dit echtpaar “vermaard onder de apostelen” is (verg SV; NBG-1951) Hij schrijft niet dat zij “als apostelen”(NBV) veel aanzien genieten. Zij zijn vermaard ‘ín de kring van de  apostelen’ (en tois apostolois) en het is nog de vraag of zij dan ook zelf apostelen zijn. Het bepalend lidwoord maakt het in ieder geval moeilijk om hier te denken aan de ruimere groep van kerkelijke afgezanten (iapostoloi; verg. 2 Kor 8,23) of aan rondtrekkende predikers en het algemeen. Het gaat om de ‘apostelen’. Nu hoeft dit niet te betekenen dat Andronikus en Junia ook zelf apostelen zijn en collega’s van Paulus en Petrus.” Je leest dergelijke dingen steeds weer in de uitleg van deze tekst. Het is dus heel vreemd om zo’n tekst te gebruiken om de conclusie te trekken dat vrouwen ouderlingen of predikant kunnen worden.

Er blijft werkelijk ook bij de nieuwe gronden niets over wat de conclusie kan dragen dat vrouwen ouderling of predikant kunnen zijn. Hier wordt echt exegetisch heel slecht werk geleverd. Ik moet zeggen dat ik dit exegetisch erg onbeholpen vindt. Daarin gaat de synode de kerken nu voor. Het gaat bij deze besluiten niet alleen om de vrouw in het ambt maar nog veel meer hoe je met het Woord van God omgaat. Daarover nog iets in het vervolg.       

 

Vogelvrij

 

 Wanneer je let op de gronden die onder de openstelling van het ambt van ouderling  voor de vrouw genoemd worden, krijg je de indruk dat er erg creatief met de Bijbel omgegaan wordt. Bepaalde speciale gevallen terecht of onterecht worden gebruikt om deze openstelling vanuit de Bijbel te rechtvaardigen. Terwijl de gewone regel in de Schrift is dat het mannen zijn die ouderling of predikant zijn.  Aan mannen wordt dit ambt in 1 Timotheus 3 en Titus 1 gegeven. Zo schrijft de Geest het ons voor. Dit wordt bevestigd  en zelfs vanuit de schepping als door God bepaald ons voorgehouden in 1 Tim 2:11-13.  Verder wordt dit op meerdere plaatsen in de Schrift bevestigd zoals bijvoorbeeld in 1 Kor 11:3-16.

De Bijbel wordt op deze manier een soort puzzelboek waaruit iedereen de dingen kan halen die je nodig hebt om eigen ideeën en eigen cultuur te kunnen rechtvaardigen.  Hier zie je gebeuren waar de Geest in 2 Petrus 1:19 tegen waarschuwt. Dan komen er de eigenmachtige uitleggingen van de Bijbel die meer gedreven worden door eigen cultuur en ideeën dan door het Woord van God zelf.  Dan gaan we het Woord aan ons onderwerpen om er mee te doen wat we zelf graag willen. Juist in deze tijd valt het dan ook op wat prof van Houwelingen in het blad Onderweg schrijft.  In het nummer van 29 april 2017. Het gaat mij nu om het gebruik van de Schrift. Het is een artikel dat gaat over omgaan met verschillen in de kerk. Het gaat dan om wat we in Galaten 2 lezen: “Maar toen ​Petrus​ naar Antiochië gekomen was, ging ik openlijk tegen hem in, omdat hij te veroordelen was. Want voordat er enkelen uit de kring van ​Jakobus​ gekomen waren, at hij samen met de heidenen; maar toen zij kwamen, trok hij zich terug en zonderde zich af uit vrees voor hen die van de ​besnijdenis​ waren. En ook de andere ​Joden​ huichelden met hem mee, zodat zelfs ​Barnabas​ zich door hun huichelarij liet meeslepen. Maar toen ik zag dat zij niet juist wandelden, overeenkomstig de waarheid van het ​Evangelie, zei ik tegen ​Petrus​ in het bijzijn van allen: Als u die een ​Jood​ bent, naar heidens gebruik leeft en niet naar Joods gebruik, waarom dwingt u dan de heidenen op de Joodse manier te leven?” vs 11-14

Hierover schrijft prof van Houwelingen o.a. dit: “Broeders moeten elkaar de waarheid kunnen zeggen. Toch rijst de vraag of Paulus zijn verwijten niet te zwaar heeft aangezet, omdat hij het voorval als principiële kwestie opvatte. Was de kern van het evangelie werkelijk in het geding? We weten helaas niet hoe Petrus heeft gereageerd op de aantijgingen van zijn collega-apostel. Vermoedelijk wilde hij in Antiochië vooral een strategische zet doen, rekening houdend met de gevoelens van zijn mede-Joden.” In de trant schrijft prof van Houwelingen dan nog verder. Ik moet zeggen dat deze omgang met het Woord mij ontstelt.  Het is de Heilige Geest die Paulus dit laat opschrijven en die Paulus zo leidt dat hij dit beschrijft als een belangrijk en principieel verschil dat het evangelie echt raakt. Hebben wij dan het recht om dat anders te zien en te duiden? Nee, toch! Hoe kan ik wijzer zijn dan de Heilige Geest? Je ziet hier ook zo’n manier van vrijere omgang met het Woord waar wij het Woord gebruiken in plaats van ons er door te laten leren.

Hoe klein en voorzichtig dit ook lijkt het zijn de duidelijke voorbode van het vogelvrij maken van Gods Woord.  De Geest wordt in feite van het Woord losgemaakt als het ons niet meer past. Dat is iets waar ik echt bewogen en verdrietig van wordt. Juist omdat zo velen op een weg worden gebracht die al meer van de HERE, van de Here Jezus afleidt. In Afrikaans wordt vaak over ‘hartseer’ gesproken.  Zo voelt het ook als je deze dingen leest. Het voelt echt als pijn. Je voelt je haar zeer worden.  Dat brengt me bij het slot van dit artikel. Bij mijn verlangen.          

 

Verlangen

 

 Wat kunnen dingen in het kerkelijke leven en ook besluiten je een pijn doen.  Juist dan is er ook het verlangen. Niet maar het verlangen naar het verleden. We moeten niet maar conservatief of behoudend willen zijn. We moeten positief in diepe liefde en gehoorzaamheid in de wereld van 2017 christen en echt kerk van Christus willen zijn. Waarbij niet het verleden en ook niet de geest van de tijd beslissend is maar het Woord van de HERE!  Dat laat mij verlangen naar eenheid met allen die in ons land in liefde en gehoorzaamheid aan het Woord van God en de belijdenis van de kerk, die daarmee in overeenstemming is,  willen leven. Dan zucht ik want dan zie ik nog zoveel menselijke obstakels en toch leert dat me bidden. HERE werk in onze tijd toch het wonder van de 21e eeuw.  HERE ik verlang niet  naar een grote GKN maar naar een kerk waar Gods kinderen zich in liefdevolle onderworpenheid  aan Uw Woord vinden en zo samen kerk zijn. Niet mijn kerk maar Uw Kerk! Breng Uw kinderen die in liefde voor uw onfeilbare Woord leven en zo kerk willen zijn bij elkaar. Leer ons dan af om eigen gewoonten boven of naast uw Woord te stellen.

Ik eindig met dit gebed en dit verlangen zoals dit in de Afrikaanse berijming van Psalm 119:29 vorm heeft gekregen:

“Laat hul weer met my vergader

Wat u Naam van harte vrees,

Dat ons, in u woord verenig,

Een gemeenskap weer kan wees.

Laat my hart maar net opreg wees

Voor u oog wat alles sien,

Dan sal my geen skaamte oorkom nie

As ek U van harte dien.”

 

GENESIS 1 EN DE POSITIE VAN MAN EN VROUW

 

In dit laatste hoofdstuk wil ik aandacht geven aan een bepaalde redenering die de laatste jaren al vaker gehoord wordt. Dat is dat vanuit Gen. 1 in het gesprek over de vrouw in het ambt gezegd wordt, dat man en vrouw gelijk zijn en dat dus alle ambten in de kerk openstaan voor man en vrouw. De veronderstelling daarbij is dan ook dat man en vrouw niet alleen gelijk zijn maar ook hetzelfde, uitgezonderd het lichamelijke en seksuele verschil. Deze redenering zie je o.a. in het proefschrift van Almatine Leene sterk doorwerken [1].

Ik geef een uitgebreid citaat dat dit duidelijk maakt. Daarna wil ik gaan kijken of deze redenering houdbaar is. Hierbij het beloofde citaat: “Dat mannen en vrouwen samen geroepen zijn om te dienen in de schepping en de kerk, omdat zij in het beeld van de Triniteit geschapen zijn, druist daarom volgens hen ook in tegen de idee dat man en vrouw ieder een eigen opdracht hebben. In Genesis 1,28 krijgen zij een roeping, een opdracht en een ambt. In de gereformeerde kring wordt vaak gesteld dat man en vrouw ieder een eigen roeping, eigen opdracht en eigen ambt hebben. Deze opvatting wordt niet ondersteund door Genesis 1. Wie stelt dat man en vrouw ieder een eigen roeping hebben doet onrecht aan de schepping van de mens naar het beeld Gods. Wie stelt dat man en vrouw ieder een eigen opdracht hebben, knipt een aan Gods beeld inherente opdracht eigenmachtig in tweeën [2].

Mannen en vrouwen hebben niet ieder een aparte roeping, al zullen ze de opdracht op verschillende manieren uitvoeren, zoals ieder mens-zijn of haar unieke bijdrage zal geven. Op de aparte roeping kom ik in het gedeelte over de geordineerde bediening nog terug. Voor nu geldt dat de opdracht om samen te zorgen voor de schepping niet buiten de kerk kan omgaan. Iedereen die gedoopt is draagt verantwoordelijkheid voor de kerk. Vrouwen niet minder dan mannen. Waar eerder de besnijdenis exclusief voor mannen was, is dat veranderd bij de doop. Hier speelt Galaten 3,27-28: U allen die door de doop een met Christus bent geworden, hebt u met Christus omkleed. Er zijn geen Joden en Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen een in Christus Jezus, een centrale rol. Het gaat in deze twee verzen om de doop, zij heeft niet enkel betrekking op de verlossing door Christus, maar ook op de orde die bestaat tussen mensen” [3].

 

Gelijkheid

De HERE heeft man en vrouw geschapen. Adam is er verrukt over als hij Eva ziet. Wat een prachtige vrouw. Heel duidelijk die ene die bij hem hoort en die hij eerst zelf niet kon vinden. Het is de en met wie hij samen Gods opdracht die er in het beeld van God zijn ligt, kan en moet uitvoeren. Man en vrouw zijn samen mensen. De mens is naar Gods beeld gemaakt. Dat moet er ook voor zorgen dat ze elkaar in liefde respecteren. Voor God zijn man en vrouw mensen die Hij naar Zijn beeld gemaakt heeft. De vrouw is op geen manier voor de HERE minder mens en dus minderwaardig. Je ziet dat ook uitkomen op andere punten die we in de Bijbel lezen. Daarin zie je dan een heel andere omgang en ook andere normen dan er in de tijd van de Bijbel bij de andere volken rondom Israël was.

Je ziet dat in de normen die de HERE voor de opvoeding van de kinderen geeft. Daarbij heeft de moeder een duidelijke gelijkwaardige plaats.

Een voorbeeld daarvan is Spr. 1,8-9: “Mijn zoon, luister naar de vermaning van je vader Mijn zoon, luister naar de vermaning van je vader en veronachtzaam het onderricht van je moeder niet, want ze zijn een bevallige krans om je hoofd, en schakels van een ketting om je hals”.

Je ziet later dat de vrouw in het huis een heel belangrijke plaats inneemt. Bijvoorbeeld in Spr. 31: “Zij doet haar mond open met wijsheid, onderricht uit genegenheid licht op haar tong”, vs. 26.

De HERE schakelt vrouwen ook in bij het spreken van Zijn woorden. We lezen van profetessen. Ook in het Oude Testament. Ook als het gaat om het dienen van de HERE in het openbaar zijn de vrouwen daarbij in het Oude Testament betrokken. Ze zingen, ze dansen, ze spelen op de tamboerijnen tot eer van de HERE. Zie o.a. Psalm 68,25; 148,12-14; Ex. 15.

De vrouwen waren evenals de mannen betrokken bij het offers brengen in de tempel. Zie o.a. Lev. 12,6. Denk ook aan het offer dat Jozef en Maria samen in de tempel gingen brengen; Luk. 2,22-24.

Ook de vrouwen komen in gebed tot de HERE. Denk maar eens aan Hanna, de moeder van Samuel. Voor de HERE zijn man en vrouw gelijk. Dat komt in Gen. 1 heel duidelijk naar voren en daarop is de geschiedenis van God met Zijn volk ook gebouwd. Betekent dit nu dat man en vrouw binnen hun gezamenlijk roeping ook precies dezelfde taak van de HERE gekregen hebben? Dat is de vraag waar het hier om gaat. Daarbij is het dan belangrijk verder te lezen dan Gen. 1.        

 

Niet hetzelfde

Is het verschil in taak voor man en vrouw alleen het lichamelijke en seksuele verschil? Ik ga dat nu toespitsen op het leiding geven in de kerk. Hoe zit het met de mensen die de HERE officieel aanstelt voor die leiding? Wanneer we dan letten op de taken die steeds gedaan moeten worden valt het op dat het steeds om mannen gaat. De oudsten en de priesters waren allemaal mannen. Bij de priesters valt dat nog meer op omdat het bij de volken rondom Israël veel voorkwam dat er ook priesteressen waren. De priesters waren ook de mannen die in het bijzonder het onderwijs in Gods Woord moesten geven. Zie o.a.: Deut. 17,11; 33,10. Het waren mannen die dit moesten doen. Thuis waren het vader en moeder die vanuit dit onderwijs hun kinderen de woorden van God moesten leren. Deut. 6,7-8.

Je ziet hier al dat de HERE zelf verschil aanbrengt binnen de ene opdracht die Hij de mens in Gen. 1 gegeven heeft. We zien datzelfde in het Nieuwe Testament als het gaat om de ambtsdragers die in de kerk leiding moeten geven in regering, onderwijs en prediking.

Het is opvallend dat de Here Jezus als het om de leiding van de Nieuw-Testamentische kerk gaat 12 mannen kiest om de apostelen te zijn. Als één van hen, Judas, door zijn verraad en dood wegvalt wordt het lot geworpen tussen 2 mannen.

Ook als we gaan kijken naar de voorwaarden die er voor ambtsdragers gelden en door de Geest gegeven zijn, valt het op dat het hier om mannen gaat. We lezen namelijk in 1Tim. 3 en Titus 1 dat één van de voorwaarden is: “Een opziener nu moet onberispelijk zijn, de man van één vrouw”. 1 Tim. 3,2; Titus 1,6.

De Geest zelf vertelt ons dat het regeren in de kerk door mannen in de schepping zelf gegrond is. We lezen in 1Tim.2: “Een vrouw moet zich laten onderwijzen in stilheid, in alle onderdanigheid. Want ik sta niet toe dat een vrouw onderwijs geeft, en ook niet dat zij de man overheerst, maar ik wil dat zij zich stil houdt. Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva”; vs. 11-13.

Je ziet hier dat Paulus onder leiding van de Heilige Geest een beroep doet op hoe de HERE het bij de schepping gedaan heeft en wat daarvan de boodschap is. Als we dit lezen hebben we dit te zien als een uitleg die bij onze uitleg van Gen. 1 meegenomen moet worden. Die voor ons normatief is!

Een van onze problemen is dat we gelijkheid vullen vanuit onze eigen gedachten over gelijkheid. De man in het huwelijk en mannen die ambtsdrager zijn als mannen die de eerstverantwoordelijke tegenover God zijn, is niet in strijd met gelijk zijn voor de HERE. Ieder heeft zijn eigen van God gegeven taak, en zijn of haar eigen verantwoordelijkheid binnen de door God gegeven taak aan de mens.

We zien dat ook in de verhouding tussen man en vrouw. In Ef. 5 wordt met duidelijke terug verwijzing naar Gen. 1 o.a. dit geschreven: “Wees elkaar onderdanig in de vreze Gods. Vrouwen, wees uw mannen onderdanig, zoals aan de Heere, want de man is hoofd van de vrouw, zoals Christus Hoofd van de gemeente is; en Hij is de Behouder van het lichaam. Daarom, zoals de gemeente aan Christus onderdanig is, zo behoren ook de vrouwen in alles hun eigen mannen onderdanig te zijn. Mannen, heb uw eigen vrouw lief, zoals Christus de gemeente liefgehad heeft en Zich voor haar heeft overgegeven, opdat Hij haar zou heiligen, door haar te reinigen met het waterbad door het Woord”; vs. 21-26.

We moeten als we willen begrijpen wat de HERE in Genesis 1 zegt, de hele Schrift in rekening brengen. Het is het ene Woord van God.

Wat dan van Galaten 3,28? We lezen daar nadat er over de doop gesproken is: “Daarbij is het niet belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus”.

Het is waar dat het hier niet alleen om de verlossing gaat. Het gaat er om dat wie gedoopt is, echt bij de HERE hoort. Je mag echt zijn kind zijn. Dan maakt het niet uit welke positie je in de samenleving inneemt, of je man of vrouw bent en ook niet bij welk volk je hoort. Dat zegt ook iets heel belangrijks voor onze omgang met elkaar. We hebben met elkaar om te gaan in liefde als mensen die door het geloof echt allemaal kinderen van God zijn. Niemand is in Gods gemeente minderwaardig en mag ook niet minderwaardig behandeld worden. Toch zegt dit niets over de taak die de HERE ons in het leven geeft. Je mag deze tekst net zo min als Gen. 1 gebruiken om andere woorden van God waar Hij over de positie en taak van mannen en vrouwen spreekt buiten spel te zetten. De HERE laat in de andere teksten juist zien dat we als man en vrouw voor de HERE gelijkwaardig onze taak hebben in te vullen. Dan maakt het hoofd zijn van de man in het huwelijk hem geen tiran. Dan maakt het onderdanig zijn van de vrouw aan haar man en het onderworpen zijn aan de ambtsdrager haar geen sloofje. Nee, dan leren we door de Geest allemaal in liefde voor de HERE en met respect voor de taak die Hij ons geeft ons werk te doen. Zo willen we elkaar onderdanig zijn, elkaar helpen om onze taak in liefde en vrede met elkaar in dienst van Christus te doen.   Tim 3:2; Titus 1:6
  Timotheus 3 en Titus 1 dat een van de voorwaarden is: " door de Geest gegeven zijn, valt het op dat het hi 

 

[1] Almatine Leene: Triniteit, antropologie en ecclesiologie; Buijten & Schipperheijn 2012; 243,244

[2] Folkers en Verkerk 1998, In: J.M Aarnoudse e.a. Man, vrouw en ambt p.211

 

'