WIE BEN IK?

 

De vraag boven dit artikel komt op verschillende manieren in onze tijd naar voren. Het antwoord op deze vraag heeft ook alles met je manier van denken en leven te maken. Ik ga drie dingen langs waarbij je ziet hoe de vraag wie je bent van beslissend belang is. Het eerste is de discussie die je om je heen merkt over de eerste vraag in het formulier voor de doop van de kinderen. Het tweede is of je van iemand kan vragen om zijn of haar leven te veranderen. Het laatste is het opvallende bericht dat het mogelijk is om een kind dat geaborteerd is, te kunnen registreren als persoon die geleefd heeft.

 

‘Wie ben ik?’ en de doop.

Er is in bepaalde kerken kritiek op de eerste vraag bij de doop van kinderen. De eerste doopvraag is: “Belijdt u, dat onze kinderen, hoewel ze in zonde ontvangen en geboren zijn en daarom aan allerlei ellende, ja zelfs aan het eeuwig oordeel onderworpen, toch in Christus geheiligd zijn en daarom als leden van zijn gemeente behoren gedoopt te zijn?”

Daarbij komt ook nog iets uit het begin van dit formulier: “Ten eerste: wij en onze kinderen zijn in zonde ontvangen en geboren. Daarom rust Gods toorn op ons, zodat wij in het rijk van God niet kunnen komen, of wij moeten opnieuw geboren worden.”

Binnen de GKV speelt ook een verandering van formulering van de eerste doopvraag mee. Daar ga ik nu niet op in. 

 

De GKv-predikanten Henk Bondt en Roel Prins schrijven daarover o.a. dit: ‘Denk je een reactie in als: “Een God die boos is op een pasgeboren kind? Hoe kun je zoiets geloven?” Op dat moment staan doopouders met 3-0 achter.’ Ze hebben dan na de dienst heel wat uit te leggen.’1

 

Het begin van het doopsformulier en de eerste vraag worden als veel te negatief ervaren. Ook als te weinig wervend wanneer mensen uit de omgeving of familie en vrienden de dienst bezoeken waarin de doop plaatsvindt. Daarom wordt nu in verschillende gemeenten van de GKv een andere formulering voor de eerste doopvraag gebruikt. De strekking is dan zoals de vraag nu bijvoorbeeld in de GKv van Zwolle-Centrum en Leek gesteld wordt: “Jullie kinderen zijn één voor één prachtige en unieke schepsels van God! Maar ze zijn geboren in een wereld waar zonde en gebrokenheid heersen en daar hebben ze zonder het te weten ook deel aan. Zonder Christus zou hun leven geen toekomst hebben. Geloven jullie van harte dat jullie kinderen dankzij het offer van Christus voor God heilig zijn? En geloven jullie dat de doop de manier is waarop zij nu als lid van Christus in zijn gemeente worden ingelijfd?”  Dit is een formulering die heel erg openstaat voor gevoelens die in onze tijd heel sterk leven.  Het sluit aan bij tijdgeest waarbij juist de schuld die je hebt tegenover God verdoezeld of weggelaten wordt. De nadruk wordt er meteen op gelegd dat elk kind een parel in Gods hand is. Wanneer je er dan over praat dat het kind dat geboren wordt onder de toorn van God ligt, omdat ook dit kind schuld tegenover God heeft, verstoor je het optimistische feestje waar je het niet veel over zonde en schuld moet hebben. Er is wel zonde en gebrokenheid en daar heb je ook wel deel aan, maar of dat schuld is en of je als mens veranderd moet worden, komt bijna niet ter sprake.

Het gevolg is dat eigenlijk het echte evangelie ook niet meer werkelijk naar voren komt. Als ik niet als zondaar en schuldige voor Gods ogen geboren wordt, wat is dan het werk van Christus? Is het echt wel zo dat ik Hem nodig heb als de Verlosser die in mijn plaats de straf voor mijn schuld en zonden gedragen heeft? Of heb ik Hem zo niet nodig omdat ik niet echt hoef te veranderen? Ik heb Gods hulp en dat Christus mij moed geeft in de moeilijke dingen in het leven wel nodig, maar niet om mij tot een ander mens te maken. Ik mag gewoon mezelf blijven. Wie zo gaat voelen en denken, krijgt moeite met het echte evangelie. Dan wordt de kern uit het evangelie gesneden en wordt Gods liefde van de echte diepte en glans ontdaan. Dan blijft er geen echte genade over.

Wij delen niet alleen in de zonden en de gebrokenheid. Wij zijn zondaren, wij doen zonden en zorgen daarmee voor de gebrokenheid op deze wereld. Dat is geen onnodig negatieve boodschap. Dat is de werkelijkheid waarin wij staan. Wij hebben vanaf het begin van ons leven geen vrede met God. Dat is wat de Heilige Geest ons heel duidelijk maakt in de Bijbel. We worden geboren als mensen die schuldig tegenover God staan. De eerste vraag bij de doop van onze kinderen put dan ook uit de Bijbel zelf. Heel duidelijk uit Psalm 51: “Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, ik heb gedaan wat kwaad is in Uw ogen, zodat U rechtvaardig bent wanneer U rechtspreekt en rein bent wanneer U oordeelt. Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.” vs. 6,7 Uit onszelf zijn wij dood voor God en dood voor een leven volgens Gods goede wil. Zie o.a. Efeze 2:1-3

We hebben het nodig om van dood, levend gemaakt te worden voor God. Wat is nu het geweldige van de doop als teken van Gods verbond? Dat je ondanks dat je schuldig staat, Gods belofte krijgt dat Hij jouw Vader wil zijn, dat Hij in jou zo wil werken dat je een nieuw mens wordt. Het is die geweldige boodschap die je vanuit de doop ook aan anderen kunt vertellen. Dat God zich in zijn verbond vol liefde heen buigt naar zondige mensen. Om hen zelfs tot andere mensen te maken. Tot mensen die juist anders willen zijn. Die willen veranderen naar iemand die al meer laat zien wie God is en wat het echte goede leven is. Dat je dit alleen bij Christus vindt en dat je mensen de weg naar Hem wijst.

Toch nog een vraag daarbij. Wat stelt de doop voor een kind dat heel jong sterft? Gaat dat kind dat bij gelovige ouders opgroeit en sterft dan toch nog verloren? Nee! Terecht belijden we daarover in Dordtse Leerregels I,17: “Over de wil van God kunnen wij ons alleen uitspreken op grond van zijn eigen Woord. Dit verzekert ons ervan, dat de kinderen van de gelovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, waartoe zij met hun ouders behoren. Daarom moeten godvrezende ouders niet twijfelen aan de uitverkiezing en het behoud van hun kinderen, die God zeer jong uit dit leven wegneemt.”

In het Slotwoord van de Dordtse Leeregels wordt hier nog over gezegd: “Hieruit blijkt onmiskenbaar, dat zij - wie dit het allerminst paste - in strijd met alle waarheid, redelijkheid en liefde gehandeld hebben die het volk hebben willen wijsmaken: ( … ) Veel onschuldige kinderen van de gelovigen rukt God van de moederborst weg en werpt ze als een tiran in het helse vuur, zonder dat het bloed van Christus, de doop of het gebed van de kerk bij de doop hen kan helpen.”

Wat heb ik in de doop, in Gods verbond gekregen? Gods belofte dat ik Zijn kind mag zijn en dat Hij mij vanuit Zijn belofte tot iemand wil maken die niet meer voor zichzelf en de zonden wil leven, maar voor Hem, tot zijn eer.

Wie ben ik van mijzelf? Een zondig en schuldig mens die Gods straf verdiend heeft. Wat heb ik nodig? Christus als de Verlosser van mijn zonden en schuld. Ik heb nodig dat de Geest mij verandert tot een mens die voor de HERE wil leven en in Gods kracht juist tegen mijn oude zondige ik strijd. Ik heb nodig om door God veranderd te worden. Gods belofte is dat Hij me dat echt wil geven. Op het gebed geeft Hij wat Hij beloofd heeft.

 

‘Wie ben ik?’ en verandering

Je ziet steeds weer dat in onze samenleving mensen heel sterk reageren wanneer vanuit het geloof in Christus opgeroepen wordt tot verandering van iemands leven. Dat spitst zich vaak toe op zaken als homoseksualiteit en abortus. Vooral als het gaat om de oproep om je keuze voor abortus te veranderen in het houden van het kind dat je verwacht, zijn er felle reacties. Dat is nog meer zo wanneer in het nieuws komt dat er mensen bidden en gesprekken hebben waarbij ze proberen mensen tot een andere seksuele keuze te brengen. Laat ik, om elk misverstand te voorkomen, er nu meteen bij zeggen dat ik op geen enkele manier voor geweld en dwang op deze punten ben. Ook ben ik ervan overtuigd dat het niet zo is dat als je echt gelooft je dus je gevoelens die je voor mensen van hetzelfde geslacht hebt zult kwijtraken. Als je maar genoeg bidt en gelooft komt dat vanzelf. Dat is niet wat in de Bijbel staat. Dat is niet wat de Here belooft. Dat moet heel duidelijk zijn.

Wat anders is of je tegen gevoelens en gedachten in je eigen leven die tegen God in gaan, moet strijden. Is het goed om tegen eigen gevoelens die er zijn te kiezen? Dus kiezen tegen wat je op dat moment zelf voelt of denkt, omdat de Geest in het Woord anders spreekt. Dat is dus heel iets anders dan het populaire: ‘je moet vooral jezelf zijn en blijven.’

Christelijk geloof is ook dat je tegen jezelf kiest en voor Christus en Zijn wil. Dat je echt wilt veranderen naar God toe. Heel indringend lezen we dat in Efeze 4: “maar dat wij, door ons in liefde aan de waarheid te houden, in alles toe zouden groeien naar Hem Die het Hoofd is, namelijk Christus.” vs. 15

Een christen is iemand die in eigen gevoelens en gedachten niet zichzelf wil blijven. Je wilt veranderen, een nieuw mens worden en daarin wil je al meer groeien naar Christus die voor 100% in liefde volgens Gods wil heeft geleefd. Wie ben ik? Ik ben kind van God en wil al meer als kind van God leven. Dat betekent dat je echt dingen van je oude ik doodmaakt en wegdoet of er niet aan toe wilt geven. Heel treffend lezen we dat in Galaten 5:24,25: “Maar wie van Christus zijn, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd. Als wij door de Geest leven, laten wij dan ook door de Geest wandelen.”

Waarin vind je dan echt jezelf? In Christus! Dan blijven we allemaal mensen met onze eigen persoonlijkheid. Die juist die persoonlijkheid al meer willen veranderen naar de wil van God. Dan word ik een mens die vanuit Gods liefde uit eigen leven weg wil doen wat met Gods wil strijdt. Om eens, na ons sterven of als de Here Jezus terugkomt, zo te zijn dat alle strijd uit mijn leven verdwenen is en ik me volledig, zonder innerlijke tegenstand, aan de HERE zal wijden.

      

‘Wie ben ik? en een geaborteerd kind registreren

Het is sinds februari dit jaar mogelijk om een geaborteerd kind in de Basisregistratie Personen op te nemen. Dat kan ook met terugwerkende kracht als je daartoe een verzoek indient. Het is een wel heel opmerkelijke maatregel. We kennen in Nederland een wet die het toestaat om tot 24 weken een kind te aborteren. Als we dan spreken over moord zijn de rapen gaar. Dat mag je niet zeggen. Wat dan weggehaald wordt, zou nog niet echt een mens zijn. Wanneer het een echt mens zou zijn, zou je bij abortus een moord begaan. Dat is volgens velen niet zo.

 

Je ziet nu iets gebeuren wat hier in wezen mee strijdt. Je kunt een geaborteerd kind nu wel laten opnemen als een persoon die geleefd heeft.

De overheid erkent daarmee dat ook de geaborteerde vrucht heel echt een mens is. Wel is het zo dat je zelf mag beslissen of je dit wilt doen of niet. We staan hier weer voor de vraag: Wie ben ik? De overheid meet nu met twee maten: Abortus mag tot 24 weken. Dat zou geen moord zijn. Aan de andere kant mag je dat kindje als persoon registreren en daarmee uitspreken dat dit kleine mensje doodgemaakt is. Je ziet hier ook dat het werk van God in het geven van het leven zo groot is dat mensen zich eigenlijk niet van dit getuigenis van God kunnen losmaken. Wat is het belangrijk dat we blijven belijden dat ook het ongeboren leven echt leven is. Echt iemand is. Dat we voor het leven kiezen dat God gegeven heeft en daar alle zorg aan geven als een mens dat door de HERE het leven heeft gekregen. Dat we ook laten zien dat het niet zo is dat iemand pas een mens wordt als wij het zo erkennen. Juist omdat het ongeboren leven echt iemand is, verdient het bescherming. Zoals jij en ik dat ook verdienen. Elk mens is een door God geschapen mens die verantwoording van zijn of haar leven aan de HERE heeft af te leggen.

 

1 https://www.onderwegonline.nl/11657-nieuwe-tekst-voor-doopvragen